Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tiende penning

betekenis & definitie

is de korte aanduiding voor het geheel van belastingplannen, dat Alva 20 Mrt 1569 aan de Staten-Generaal voorlegde en dat als factor in de opstand tegen Philips II zulk een vermaardheid heeft gekregen in de Nederlandse geschiedenis.

De bedoeling van Alva was om het oude stelsel van voor beperkte tijd toegestane beden te vervangen door een stelsel van vaste belastingen, die tevens voor alle gewesten gelijk zouden zijn, en om afdoende in de nood der schatkist te voorzien. Voor dit laatste diende de 100ste penning, een heffing ineens op het kapitaal, voor het eerste de 20ste penning — 5 pct bij elke verkoop van onroerend goed — en de 10de penning — 10 pct bij de verkoop van alle koopwaar. De Staten der gewesten verzetten zich met kracht tegen de beide laatste belastingen, vnl. omdat men niets wenste te betalen , deels omdat de bezittende klasse de meeste invloed had en deze een belasting op haar rijkdom afkeurde, deels omdat de gewesten hun zelfstandigheid wilden bewaren, met elk hun eigen belastingstelsel; weinig kwam de principiële vraag van vaste belastingen en Statenmacht naar voren. Sommige Staten gaven onder beperkende voorwaarden hun toestemming, terwijl Alva aan de bezwaren tegemoet kwam door de 10de penning alleen te vragen als een omzetbelasting van de consument met een tarief van 3½ pct. Hij was echter bereid voorlopig met het oude gewestenstelsel voor een bedrag van 2 millioen gulden, in twee jaar door de gewesten zelfstandig op te brengen, genoegen te nemen, terwijl de looste penning zou worden geïnd. In 1571 maakte hij plannen om tot de inning van de andere heffingen over te gaan, op grond van deze toestemming. Weer volgden hevige protesten en thans werden gezantschappen naar Philips gezonden om hem te bewegen van de plannen af te zien. In het voorjaar begon Alva met de heffing der iode penning, wat echter op veel tegenwerking stuitte en door de opstand in Holland en Zeeland uitgesteld moest worden. Op herhaald aandringen der gewestelijke Staten heeft Philips ten slotte door Requesens laten verklaren, dat men afzag van de 10de en 20ste penning (1574).

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: R. G. Bakhuizen van den Brink, De tiende penning (Studiën en Schetsen I); H. A. Enno van Gelder, De tiende penning (Tijdschr. v. Gesch. XLVIII, 1933); Gilliodts van Severen, Une épisode de la levée du dixième denier (Buil. Comm. roy. d’Hist., 4me série IX); J. Dhondt, Bijdr. tot de kennis van het financiewezen der Staten van Vlaand. (Ned. Historiebladen, III, 1940); J. Graeybeckx, De 10e penning van Alva in Vlaand. en Brab. (gestencilde licent. verhand., Gent 1946); Idem, De Staten van Vlaand. en de gewest, financiën in de XVI e eeuw (Hand. Mij voor Gesch. en Oudh. te Gent, 1950).

< >