neemt men waar, indien men door een geleider, bij voorkeur in de vorm van een vlakke plaat, een warmtestroom laat vloeien (doordat de uiteinden verschillende temperaturen hebben), en tegelijk een magneetveld aanbrengt. De belangrijkste effecten zijn die, waarbij het magnetisch veld loodrecht op de stroomrichting staat, d.i. loodrecht op de oppervlakte van de plaat (transversale effecten).
Dit zijn:1. Het Righi-Leduc effect. Bij de hierboven aangegeven opstelling treedt loodrecht op warmtestroom en magneetveld een temperatuurverschil op. Loopt de warmtestroom in de lengterichting van de plaat, dan is het temperatuurverschil evenredig met de magnetische veldsterkte, de breedte van de plaat en met het temperatuurverval in de stroomrichting.
2. Het Ellingshausen-Nernst effect. Bij de opstelling voor het aantonen van het Righi-Leduc effect neemt men ook een electrisch potentiaalverschil tussen de zijkanten van de plaat waar. De thermo-magnetische verschijnselen zijn niet goed te scheiden van de galvano-magnetische effecten, die men waarneemt, indien men de warmtestroom door een electrische stroom vervangt. Men vindt dan:
3. Het Hall effect. Dit is een potentiaalverschil tussen de zijkanten van de plaat, indien er een electrische stroom in de lengterichting loopt en het magneetveld loodrecht op de plaat staat. Het potentiaalverschil is evenredig met de magnetische veldsterkte.
4. Het Eltingshausen effect is het temperatuurverschil tussen de zijkanten. dat ontstaat bij de opstelling voor het Hall effect.
5. Naast deze effecten vermelden wij nog dat in een magnetisch veld het warmtegeleidingsvermogen en de electrische weerstand veranderen.
De verklaring van deze verschijnselen is van belang voor de toetsing van de theorieën over de eigenschappen van metalen.Vooral voor bismuth zijn de verschijnselen goed waar te nemen. De verandering van de weerstand van een bismuthspiraal in een magnetisch veld wordt wel gebruikt om de sterkte van dat veld te meten.
DR J. BOUMAN.