Spaans schrijfster (Agreda, prov. Soria, 2 Apr. 1602 24 Mei 1665), eigenlijk Maria Coronel y Arana, nam de naam van Sor Maria de Jesús de Agreda aan, toen zij op zestienjarige leeftijd tot de Franciscanerorde toetrad.
Reeds vóór haar vijfentwintigste jaar was zij overste van haar klooster. Zij stond in reuk van heiligheid; haar extases en visioenen waren bekend. De Inquisitie achtervolgde haar, maar zij bleek onschuldig te zijn aan hetgeen haar ten laste was gelegd. Zij verdedigde steeds met vuur het mysterie van de onbevlekte ontvangenis der H. Maagd.Zij wordt gerekend tot de mystici op grond van de misleidende titel van haar posthume werk Mistica ciudad de Dios y vida de la Virgen manifestada por ella misma (4 dln, 1670), een in de 17de en 18de eeuw veel gelezen, lijvige levensbeschrijving in proza van de H. Maagd, die echter sedert lang vergeten is. Het boek is heel wat minder belangwekkend dan Sor Marla’s briefwisseling met koning Philips IV, die met haar kennismaakte in 1643 en een geheime correspondentie met haar onderhield tot zijn dood (1665). De koning vouwde een blad papier in tweeën en schreef op de ene helft; de antwoorden werden op de andere helft geschreven en het blad werd aldus teruggezonden. Er werd echter toch heimelijk copie van gehouden. Sor Maria’s Cartas bevatten vele adviezen op allerlei gebied, die ons mensen en gebeurtenissen beter doen begrijpen. De koning schijnt echter lang niet altijd gevolg te hebben gegeven aan de adviezen die de eenvoudige non hem gaf.
PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Teksten: Cartas de la venerable Madre Maria Jesús de Agreda, ed. F. Silvela y de Le Vielleuze (Madrid 1885); Mistica ciudad de Dios, ed. Obispo Ozcoidi y Udave (Barcelona 1914), met inleiding.
Lit.: J. Sanchez Toca, Felipe IV y Sor Maria de Agreda (Madrid 1924).
