Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SOPHIA, hagia

betekenis & definitie

(Aya), naam van de kathedraal van de patriarch van Constantinopel, die was gewijd aan de Heilige Wijsheid. De oorspronkelijke kerk is vermoedelijk gesticht door Constantijn de Grote, maar eerst ingewijd op 15 Febr. 360.

Het was een basiliek met een houten dakstoel, die op 20 Juni 393 bij gelegenheid van een volksoploop is verbrand. De kerk, die ter vervanging van de eerste is gebouwd, werd op 8 Oct. 415 ingewijd, onder keizer Theodosius, en in de nacht van 13 op 14 Jan. 523 verwoest tijdens het Nika-oproer. Van deze kerk heeft men de voorhal op papier kunnen reconstrueren met hulp van de fragmenten, die bij een opgraving zijn ontdekt. De herbouw is reeds op 23 Febr. 523 aangevangen, onder leiding van de bouwmeesters Anthemios van Tralleis en Isidoros van Milete. Op 27 Dec. 537 is de nieuwe kerk ingewijd. De constructie schijnt evenwel niet bijzonder hecht te zijn geweest; de koepel is ten minste op 7 Mei 558 ingestort. Op 24 Dec. 562 is de kerk opnieuw ingewijd, nog onder de regering van keizer Justinianus, die ook in 523 de herbouw had bevolen.Deze kerk, een van de merkwaardigste en indrukwekkendste constructies uit de gehele geschiedenis van de architectuur, bestaat nog in vrijwel ongeschonden toestand. Alleen zijn, nadat het gebouw bij de verovering van Constantinopel door de Turken in 1453 tot moskee is verklaard, in het inwendige enige veranderingen aangebracht; vnl. zijn alle kerkmeubelen verdwenen; de mozaïeken, die menselijke figuren bevatten en jarenlang overgekalkt waren, zijn thans weer blootgelegd. De constructie is evenwel niet aangetast. Meer geleden heeft het uiterlijk doordat vier minaretten zijn aangebouwd en doordat de kerk. die deel uitmaakte van het complex van het keizerlijke paleis, vrij is komen te liggen en op sommige plaatsen door zware steunberen is versterkt. Zoals bij alle Vroegchristelijke bouwwerken heeft het uiterlijk evenwel veel minder betekenis dan het inwendige.

Bij het ontwerpen van de kerk stonden de bouwmeesters voor het uiterst moeilijke vraagstuk een interieur te scheppen, dat voldeed aan de verschillende eisen, die de dienst in het gebouw stelde. De ceremoniën, van symbolische en dramatische aard, die in het centrum van de kerk plaats hadden, werden immers van evenveel belang geacht als de plechtigheden aan het altaar, dat zich aan de oostzijde bevond in een grote nis, die door gordijnen van de kerk kon worden afgesloten. Door de architectuur moest dus evengoed de aandacht worden gevestigd op het centrum van de kerk als op het meest oostelijke deel: de bouw moest eensdeels om het centrum worden gegroepeerd en anderdeels langs een as, die van het Westen naar het Oosten is gericht. Het spreekt van zelf, dat het probleem speciaal voor de bouw van deze kerk is gesteld; voor andere was de oplossing niet dadelijk bruikbaar. Natuurlijk hebben de bouwmeesters gebruik kunnen maken van oudere bouwwerken, zowel uit het O. als uit Rome, om de moeilijkheden, die de compositie en de technische problemen stelden, op te lossen.

De kerk wordt in het Westen voorafgegaan door een hof met gaanderijen. Daarop volgde eerst een zeer smalle lang gestrekte zaal, de exonarthex, en daarna een wat bredere van gelijke lengte. Van daar had men toegang tot de eigenlijke kerk door middel van niet minder dan negen deuren. De kerk zelf heeft de vorm van een rechthoek van ca 80 m lengte en 70 m breedte. Ten behoeve van de constructie zijn midden in deze ruimte vier zware pijlers gebouwd in een vierkant, waarvan elke zijde ruim 30 m lang is. Deze pijlers, met een hoogte van bijna 25 m, zijn verbonden door bogen; in de hoeken naast deze bogen zijn pendentiefs om de cirkel te vormen, waarboven de koepel is opgetrokken.

In het Oosten en in het Westen sluiten bij dit vierkant grote absiden aan, die door halve koepels worden overdekt, met drie absidiolen, een vierkante in het midden, overdekt door een tongewelf, en twee ronde op zijde, overdekt door halve koepels. De vierkante absidiolen zijn niet onderbroken door galerijen; in de westelijke zijn de voornaamste toegangen tot de ruimte; bij de oostelijke sluit de absis aan voor het altaar en de zetel van de bisschop. Aan de noord- en de zuidzijde is het vierkant afgesloten door rijen van zuilen in twee verdiepingen en, in de hogere, door een wand, die door vensters is doorbroken. Op die wijze heeft het middenschip het karakter van een constructie met het centrum onder de koepel, waar een podium was opgericht voor belangrijke ceremoniën, maar bovendien van een ruimte, die naar het altaar in het Oosten is gericht. De zijschepen waren verdeeld in twee verdiepingen en gedekt door gordelbogen en kruisgewelven.

De decoratie bestaat uit sculptuur aan de kapitelen, friezen en lijsten, bekleding van de wanden met platen en lijsten van gekleurd marmer, gesneden mozaïek op enkele friezen en in de zwikken van de bogen, mozaïeken van stiften aan de gewelven en op de vloeren. Het geheel maakt op deze wijze, zelfs nadat het grootste deel van de gewelfmozaïeken is overkalkt, een buitengewoon rijke indruk.

Veel belangrijker is evenwel de indruk, die men bij het betreden van de kerk krijgt. Die overweldigende en volkomen unieke indruk wordt veroorzaakt, doordat men van de ingang uit de ruimte onder de halve koepel waaronder men staat, onder de centrale koepel en onder de halve koepel aan de overzijde, in haar geheel overziet.

Bovendien geeft die ruimte, doordat de gewelven naar het midden toe opstijgen, een sterke suggestie van hoogte en van majesteit. Het verheffende effect van de koepel, die bijv. in het Pantheon te Rome zo imponeert, komt in de Sophiakerk nog veel meer tot zijn recht. In geen andere koepelkerk is dit effect geëvenaard.

PROF. DR A. W. BYVANCK

Lit.: G. A. Andriades, Die Sophienkathedrale zu Konstantinopel: Kunstwissensch. Forsch., I (1931). 33-94; R. W. Zaloziecki, Die Sophienkirche z.

K. (1936); A. M. Schneider, Die H. S. zu K. (1939).

< >