Italiaans schrijver, filmregisseur en -speler (Turijn 17 Nov. 1906), ging ter schole bij de Jezuïeten en studeerde vervolgens letteren in zijn geboortestad. In 1928 te Rome gevestigd, trok hij weldra naar de V.S., waar hij bij de film werkzaam was, evenals na zijn terugkeer in Italië (1931) ook aldaar.
Hij maakte draaiboeken, regisseerde een lange reeks rolprenten, speelde de hoofdpersoon in Mio figlio professore (1946), doch verwierf tevens naam als kunstcriticus en bovenal als novellist-romancier. Zijn boek A cena col commendatore — vier grote verhalen — bezorgde hem in 1952 de hoofdprijs der stad Milaan (Premio San Bàbila) om zijn ietwat Pirandello-achtige problematiek tussen „zijn en schijnen”, die sterk afsteekt tegen de vrij troosteloze geest der neorealistische romankunst in het Italië van na Wereldoorlog II.Bibl.: Salmace (nov., 1929); America primo amore (1935); La verità sul caso Motta (1941); L’amico Gesuita (1943); Fuga in Italia (1947); A cena col commendatore (1952), zomede div. geschr. op kunstcritisch gebied.