werd oorspronkelijk onder de naam van „Société Générale des Pays-Bas pour favoriser l’industrie nationale” in 1822 gesticht te Brussel op initiatief van koning Willem I der Nederlanden. Zij had van het begin af een uitgesproken nationaal karakter; de stichters en eerste intekenaars behoorden tot oude Belgische families.
In de eerste twintig jaar van haar bestaan was de Société Générale terzelfdertijd Rijkskassier, Emissie-instituut dat de geldomloop in België invoerde, Algemene Spaarkas en organisme belast met de credietverlening aan de Belgische gemeenten en provincies. Zij deed ook aan privé-bankverrichtingen en beheerde een uitgestrekt bos- en landbouwpatrimonium. Geleidelijk ontdeed de Société Générale zich van haar officiële en semi-officiële bevoegdheid. In 1850 gaf zij haar rol van Emissie-instituut en van Rijkskassier op, om zich nog uitsluitend te wijden aan bankverrichtingen en aan de creatie van industriële zaken. Lang vóór de Duitse banken ijverde de Société Générale voor een nauwe samenwerking tussen nijverheid en financiën.
Tot Wereldoorlog I ontwikkelde zij vooral haar bedrijvigheid als bank en haar participatie in steenkolenmijnen en spoorwegen in België en in het buitenland. Zij spande zich in voor de uitbreiding van de binnenlandse handel en nijverheid, maar betoonde tevens een ruime belangstelling voor de Belgische economische expansie in het buitenland, met het prospecteren van nieuwe afzetgebieden voor de Belgische metaalnijverheid en de oprichting van Belgische maatschappijen, in Mexico, Spanje, en ook, op initiatief van koning Leopold II, in China. Om de Belgische expansie te bevorderen werd de „Banque Sino-Belge” gesticht. Deze werd, in 1913, de „Banque Belge pour l’Etranger”, met vestigingen te Londen, in Egypte, China enz. De „Banque Italo-Belge” van haar kant breidde haar werking uit tot geheel Zuid-Amerika.
Vooral in Belgisch-Kongo heeft de Société Générale een belangrijke rol gespeeld. Zij nam deel aan de oprichting van de Compagnie du Chemin de fer du Bas-Congo en van de Union Minière du Haut-Katanga. Deze laatste maatschappij is een van de grootste koperproducenten van de wereld geworden. Aldus heeft de Société Générale in hoge mate bijgedragen tot de bloei van de kolonie en mede tot de economische ontwikkeling van België. Door de wet van 1935 op de banken werd een diepgaande hervorming van de structuur der credietinstellingen ingevoerd, die een einde maakte aan het systeem van de gemengde banken. De samensmelting van de bankafdeling van de Société Générale met die van de twaalf banken die in de provincie gepatroneerd werden, leidde tot de oprichting van de Bank van de Société Générale de Belgique, met een kapitaal van 500 millioen frank. Sindsdien is de gehele activiteit van de Société Générale gericht op de financiering van haar gepatroneerde maatschappijen en op het beheer van haar belangrijke industriële, koloniale en zeevaartparticipaties.
Na Wereldoorlog II heeft de Société Générale in een aanzienlijke mate bijgedragen tot de modernisering van de Belgische industriële uitrusting, vooral op het gebied van de metaalnijverheid en de electriciteit, en heeft nieuwe exploitaties opgericht, zoals de „Compagnie des Fers Blancs et Tôles a Froid”, „Ferblantil” en de „Colorants de Tertre”. De eigen middelen van de Société Générale bedroegen einde 1952 ca 2,5 milliard, en over het boekjaar 1952 werd een winst van 425 millioen verwezenlijkt.
De Bank van de Société Générale is de voornaamste bank van het land. Haar hoofdzetel is te Brussel; zij heeft meer dan 400 bijhuizen, agentschappen, kantoren en hulpkantoren. Einde 1951 bedroegen de deposito’s en lopende rekeningen meer dan 22,6 milliard, en haar eigen middelen ca 1 ,4 milliard, met een verdeelbare winst van 215 millioen over het boekjaar 1951.