Nederlands rechtsgeleerde (Harlingen 30 Aug. 1875 - ’s-Gravenhage 13 Dec. 1932), promoveerde te A’dam op Verpl. Openbaarmaking van balans en winst- en verliesrekening van naaml. vennootschappen (1900); werd advocaat te ’s-Gravenhage (1900), rechter te Rotterdam (1909), voorzitter van de Krijgsraad (1917), raadsheer te ’s-Gravenhage (1922); medewerker aan de ontwikkeling van het internationale recht (vooral het zeerecht) op tal van bijeenkomsten en conferenties, waar hij Nederlands naam hoog hield; vice-president van de „International Law Association” en tal van keren door vreemde regeringen verkozen als internationaal scheidsrechter.
Hij was een vruchtbaar schrijver vooral over zeerechtelijke onderwerpen en iemand van grote oorspronkelijkheid (vgl. bijv. Kinderspel en rechtsontwikkeling).Lit.: N.J.B. 1932, blz. 776; Loder in W. 12528.