is de naam van een ras van grote honden, dat bekendheid verwierf als kloosterhonden der monniken op de Grote Sint-Bernhardpas (z hierboven). Waarschijnlijk zijn in de tweede helft der 17de eeuw enige dezer honden ter bewaking in het klooster gekomen; zij vergezelden de monniken op hun reddingstochten en toen daarbij bleek hoe zij in de sneeuw de weg vonden en nooit misstapten, tevens ook ingesneeuwde reizigers bespeurden, ontstond het werk, dat het ras vermaard heeft doen worden.
De hond Barry, in 1814 als „rentenier” te Bern gestorven en opgezet, is thans in het museum aldaar te zien. Hij was de beroemdste; hij zou van 1800 tot 1812 in het klooster zijn geweest en meer dan 40 mensen hebben gered. De kloosterhond is kortharig; de lange beharing, door kruising ontstaan, bleek een belemmering in de sneeuw. Het ras is waarschijnlijk door de Romeinen, ter bewaking van hun opslagplaatsen, in het latere Zwitserland gebracht; op kleine schaal even voor onze jaartelling en sterker in de eerste twee eeuwen n. Chr., toen ook om de passen te bewaken. Later hielden aanzienlijken het aan.
De Sint-Bernhard is een machtige, indrukwekkende hond, met typisch doggehoofd, wit met rood of rood met wit; de reuen hebben minstens 70 cm schofthoogte. De dieren komen zowel kort- als langharig voor.