Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Santlllana, iñigo lópez de mendoza

betekenis & definitie

marqués de, Spaans staatsman, militair, bibliophiel en dichter (Carrión de los Condes 1398 - Guadalajara 1458), ontving na de slag bij Olmedo (19 Mei 1445) de titels marqués de Santillana en conde del Real de Manzanares. Hij overtrof zijn tijdgenoten niet alleen in fijne smaak, maar ook in begrip van de Renaissance.

Zonder een geleerd humanist te zijn, had hij toch enige voorstelling van de aesthetische betekenis van de heidense Oudheid. De Proemio e carta, van 1449, die hij bij wijze van voorrede voor zijn verzamelde werken schreef en zond aan zijn vriend, de „condestable” Don Pedro van Portugal, is een hoogst belangrijk document, dat men terecht beschouwt als de eerste critische schets van de Spaanse letterkunde.Het œuvre van de markies vormt de overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance; het omvat zowel middeleeuwse lyriek als grotere gedichten, ontstaan onder invloed van klasssieke wijsgeren en historici. Navolging van Italiaanse dichters (Dante, Petrarca en Boccaccio) is duidelijk waarneembaar. Het œuvre omvat allegorische werken: La comedieta de Ponça (1444), een gedicht in dialoogvorm, behandelend de slag bij het eiland Ponza (1435), El infierno de los enamorados. Andere allegorische werken zijn de Proverbios de gloriosa doctrina. Santillana is een van de eerste paremiologen van Spanje. Het meesterwerk van de markies is de in 180 strophen geschreven Diálogo de Bias contra Fortuna (1448), waarin de auteur zijn neef, de conde de Alba, tracht te troosten, die op last van don Álvaro de Luna, de machtige gunsteling van Juan II, opgesloten zat. Deze Diálogo staat in het geheel niet zo onder Italiaanse invloed als andere werken van de auteur. Hetzelfde geldt voor de Doctrinal de privados (1454), een philippica in 53 strophen tegen Álvaro de Luna.

De 3de en laatste groep van werken wordt gevormd door de „canciones”, „decires” en „serranillas”. Deze laatste zijn het beste deel van Santillana’s lyriek.

Teksten: Obras, ed. J. Amador de los Ríos (Madrid 1852); Cancionero, ed. R. Foulché-Delbosc, in Cancionero castellano del siglo XV, dl I (Madrid 1912), blz. 449-575 (in de Nueva Bib. de Autores Esp., dl 19); Canciones y decires, ed. V. García de Diego (Madrid 1913) (in de „Clásicos Castellanos”, dl 18).

Bibl.: M. Menéndez y Pelayo, Antología de poetas líricos castellanos, dl II (Santander 1944, 77-137, fraaie studie over S. en zijn werk); M. Schiff, La Bibliothèque du marquis de S. (Paris 1905); J. M. Blecua, Marqués de S., in Hist. gen. de las lit. hispánicas, publ. bajo la dirección de G. Díaz-Plaja, dl II (Barcelona 1951), blz. 88-106.

< >