Duits schrijfster (St Petersburg 12 Febr. 1861 - Göttingen 5 Febr. 1937), dochter van een Russisch generaal, kwam met haar 20ste jaar naar het Westen, studeerde te Zürich, reisde veel rond doch kwam reeds in 1882 in nadere relatie tot Friedrich Nietzsche: een vurige maar zuiver geestelijke relatie die plots afbrak in 1883, toen zij de bekende Iranist prof. Fr.
Cari Andréas huwde. Behalve Nietzsche, behoorde tot de door haar om zich gevormde kring menig geleerde en kunstenaar (Paul Rée, Rilke, Malwina von Meysenbug, Frieda v. Bülow, later Hauptmann en Freud). Zijzelf stond als romanschrijfster aanvankelijk (Im Kampf um Gott, 1885) sterk onder de sombere Nietzscheaanse invloed; haar latere verhalen zijn veel meer ontspannen, poëtisch, gekenmerkt door fijne psychologische speurzin. Ook heeft men essays over artistieke, erotische e.a. problemen van haar.Bibl. (voorn. werken): Fr. Nietzsche in seinen Werken (1894); Ruth (nov., 1895); Fenitschka (nov., 1896); Ma (rom., 1901); Das Haus (1919); R. M. Rilke (1928); Mein Dank an Freud (1931); Lebensrückblick (uitg. d. E. Pfeiffer, 1951).
Lit.: A. Heine, L. A.-S., in: Lit. Echo XIV (1911/’12); E. H. Reinalter, L.
A.-S., in: Die Tat XXVIII (1936); E. F. Podach, Nietzsche und L. S. (1938).
