Nederlands graficus (Drachten 14 Sept. 1877), bezocht o.a. de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij was reeds zeer jong geïnteresseerd voor de kunstnijverheid, hetgeen hem in 1900 bij het „Binnenhuis” bracht als tekenaar.
Hij behoorde tot de eerste Nederlanders, die getroffen waren door het werk van William Morris. Naast de lithografie beoefende hij het boekbinden.In 1901 ontwierp hij de eerste stempelband. Direct met de typografie kwam hij in 1903 in aanraking, toen hij „Kunst en Maatschappij” van William Morris typografisch verzorgde voor A. B. Soep. Weldra sloot hij vriendschap met Berend Modderman (Winschoten 18 Jan. 1870 - Bovenkerk 19 Febr. 1944), die als directeur van de fa Ipenbuur en van Seldam veel voor de drukkunst deed.
Na 1907 ontplooide hij zijn gaven als kunstzinnig medewerker van de Lettergieterij Amsterdam. Na enkele andere letterontwerpen verscheen in 1912 de Hollandse Mediaeval (zie lettertypen); voor de „eigen pers” van mr J. F. van Royen ontwierp hij vervolgens het Zilvertype (1915), de Erasmus kwam in 1923, de Grotius in 1925. Voor zijn Heuvelpers sneed hij het Meidoorntype in 1927. Enkele zeer fraaie bibliophiele uitgaven kwamen van zijn pers.
Naast dit werk verzorgde hij boeken, tekende schutbladen, banden en gelegenheidsgrafiek. In 1932 kwamen de eerste soorten van de Egmontserie, een Bodoni-variatie met beweeglijke, calligrafische schreefvormen. De unciaalletter Libra (1938) is een prachtig, sterk van de vorige afwijkend type. Zijn laatste (en misschien gaafste) type is de De Roos Romein en Cursief, die voor het eerst werd aangekondigd bij zijn 70ste verjaardag (1947). Naast het vele grafische werk bleef hij ook calligraaf en tekenaar. Tot zijn leerlingen behoren Charles Nypels en Dick Dooijes.
Lit.: M. H. Groenendaal Jr., S. H. de R. en zijn werk, in Mndbl. v. d. Beeld. Kunst, Juni 1939; A.
A. M. Stols, Het werk van S. H. de Roos (1942); G. Knuttel Wzn, De letter als kunstwerk (1951).