Nederlands nationaal-socialistische politicus (Antwerpen 25 Oct. 1895 - Scheveningen 13 Dec. 1945), studeerde rechten te Gent en te Utrecht, in welke laatste plaats hij in 1927 promoveerde. Na Wereldoorlog I vluchtte hij als activist uit België naar Nederland.
In 1930 verwierf hij de Nederlandse nationaliteit. Hij genoot een goede reputatie als econoom: sinds 1928 was hij privaat-docent aan de Utrechtse universiteit, terwijl hij een hem aangeboden hoogleraarschap te Lausanne afsloeg. Zijn nationaal-socialistische gezindheid was hoofdzakelijk van intellectuele aard. In Sept. 1940 werd hij procureur-generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage, het jaar daarop tevens bij het „Vredegerechtshof”, dat belast was met de berechting in hoogste instantie van politieke delicten, die niet de belangen van de bezetter raakten.
Zijn feitelijk dienstbetoon aan de Duitsers was van geringe omvang. Later werd hij benoemd tot hoogleraar te Leiden, nog later tot Commissaris der Provincie Zuidholland, doch deze beide functies heeft hij nimmer uitgeoefend. In Oct. 1945 veroordeelde het Bijzonder Gerechtshof te ’s Gravenhage hem wegens hulpverlening aan de vijand ter dood. Van Genechten tekende beroep in cassatie aan, maar voordat dit behandeld werd, beroofde hij zich in zijn cel van het leven.
In een nagelaten schrijven erkende hij, gefaald te hebben door geestelijke hoogmoed. Zijn beroep trok hij in.Lit.: Proces Van Genechten (Bronnenpublicaties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, no 2, 1946).