hoofdingenieur Mijnwezen (Sneek 21 Oct. 1849 - Posso-meer, Celebes 27 Nov. 1897) vertrok in 1873 naar Indië, was van 1875-1878 werkzaam bij een geologisch onderzoek van Sumatra’s Westkust, ging als ingenieur 2de klasse in 1878 naar Batavia, waar hij bij de Dienst van het Grondpeilwezen werd geplaatst (boringen naar artesisch water). In 1885 werd hij bevorderd tot ingenieur iste klasse.
Zijn onderzoek naar oorzaken en gevolgen van de uitbarsting van de Smeroe (17 op 18 Apr. 1885) gaf aanleiding tot zijn benoeming tot corresponderend lid der wis- en natuurkundige afdeling van de Kon. Ac. v. Wetenschappen (Mei 1886). Zijn volgende opdracht leidde tot de oprichting van de „Koninklijke Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië”. In Oct. 1886 koos G. G. Van Rees Fennema uit om in Langkat (Deli) de stand van zaken op te nemen in verband met het daar aangevangen booronderzoek naar aardolie. In zijn rapport toonde hij niet alleen de ontginbaarheid van het aardolieterrein Telaga Said aan, maar gaf hij ook een becijfering van de winstmogelijkheden van het Langkatse bedrijf. In Nov. 1893 werd hij bevorderd tot hoofdingenieur. In Juli 1896 vertrok Fennema naar Celebes, en werd aldaar belast met de leiding van de geologisch-mijnbouwkundige onderzoekingen in de res. Menado. In Nov. 1897 werd de Posso-streek aan een onderzoek onderworpen. Tijdens een overtocht van het Posso-meer vond Fennema hier, bij plotseling opgekomen storm, de dood.Bibl.: (met G. P. A. Renaud), Uitkomsten van het van Gouvernementswege ingestelde onderzoek naar petroleum in het concessieterrein van den Heer A. J. Zijlker in Beneden-Langkat (Oostkust van Sumatra) en Beschouwingen over de rentabiliteit eener aldaar gevestigde petroleum-industrie. Twee rapporten (Amsterdam 1891).
Lit.: R. D. M. Verbeek, Levensbericht van R. F., in Jaarb. v. h. Mijnwezen in Ned.-Indië (Batavia 1903), pag. 123/47; C. Gerretson, Gesch. der Koninklijke, dl I (Utrecht 1939, 2de dr.), pag. 85/90.