Nederlands koloniaal bestuurder (Antwerpen 25 Febr. 1585 Malakka 1 Dec. 1640), deed in de jaren 1605-1612 als commies een viertal reizen naar de Westkust van Afrika en trad in 1613 als opperkoopman in dienst van de Ver. Oostindische Compagnie.
Hij knoopte de eerste betrekkingen aan met Arabië en stichtte een factorij te Goedjarat (Soeratte). In 1617 werd hij door een zware storm met twee schepen op de Westkust van Voor-Indië geworpen, waarbij beide schepen verloren gingen. Van den Broecke wist de kostbare lading uit de wrakken te halen en op te slaan binnen een opgeworpen versterking, de ,,Baricada ten Broecke”, om eventuele aanvallen der nabije Portugezen af te slaan. Hij trachtte vergeefs een Engels schip te huren of te kopen en ging er vervolgens toe over de geredde lading in draaglasten te verpakken.
Met 103 van zijn mensen en 29 gehuurde inheemsen heeft hij alles dwars door Voor-Indië naar de Nederlandse vestiging te Mazulipatnam aan de Oostkust gebracht, een tocht van twee maanden door geheel onbekend gebied.Minder bewonderenswaardig was zijn houding bij de verdediging van het fort Jacatra in 1618, waarbij hij Coen’s grote verwachtingen beschaamde; hij was trouwens meer koopman dan soldaat. In de volgende tien jaren, 1619-1629, deed hij weer voortreffelijk werk als directeur van de handel in Hindostan en Perzië. Tegen het einde van 1629 werd hij naar Batavia geroepen om op te treden als commandeur der retourvloot, die hij behouden naar het vaderland bracht.
Daar werd hij met vele eerbewijzen ontvangen: bewindhebbers schonken hem een gouden keten ter waarde van ƒ 1200 ; Frans Hals schilderde zijn portret; diverse dichters brachten hem hulde in rijm, waarbij er een zover ging hem wegens zijn gedrag te Jacatra ,,de moderne Regulus” te noemen.
Van den Broecke, die ongehuwd was, heeft enige jaren als een grand seigneur geleefd met het gevolg, dat hij door zijn geld heen raakte en in 1638 weer in dienst van de Compagnie trad. Na enige tijd werkzaam te zijn geweest op Soeratte, kreeg hij de leiding van het leger, dat Malakka belegerde. Daar is hij, als zoveel anderen, aan een „pestilentiaele sieckte” overleden.
DR F. W. STAPEL
Lit.: Wonderlijcke Historische ende Journaelsche Aenteyckeningh van ’t ghene P. van den Broecke op syne Reysen, soo van Cabo Verde, Angola, Gunea, Oost-Indiën . .. seer veel vreemde dingen ontmoet sijn .. . (Amsterdam 1648).