Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Petrus van HOEK

betekenis & definitie

(Op den Houw, Ulrum 7 Mei 1865 - ’s-Gravenhage 3 Mrt 1926), werd in 1890 benoemd tot rijkslandbouwleraar voor Noordbrabant, waar hij de boeren het nut van coöperatie, kunstmestgebruik, stal- en veeverbetering en rationele veevoedering bijbracht; hij verwierf in Noordbrabant de bijnaam „de predikheer”. Verder is Van Hoek de grondlegger van het fokverenigingswezen in Nederland.

In 1899 werd hij benoemd tot tweede inspecteur van het landbouwonderwijs en in 1909 volgde hij H. J. Lovink op als directeur-generaal van de Landbouw. Van Hoek werkte mede aan de totstandkoming o.a. van de Paardenwet, Landarbeiderswet, Boswet, Ruilverkavelingswet, de uitbreiding van de landbouwvoorlichtingsdienst, wet op het Hoger Landbouwkundig en Veeartsenijkundig Onderwijs.

< >