Nederlands architect (Roermond 16 Mei 1827 - 3 Mrt 1921), studeerde aan de Academie te Antwerpen, vervolgens onder de leiding van Viollet-le-Duc; vooral de Franse Gothiek van de 13de eeuw heeft op zijn kunstrichting grote invloed gehad. Hij vestigde zich in 1850 als architect te Roermond en in 1865 te Amsterdam.
Tot zijn voornaamste werken behoren: het Rijksmuseum (1877-1885) en het Centraal station (1881-1889, samen met Â. L. van Gendt) te Amsterdam, R.K. kerken te Eindhoven (St Catharina, 1859), Veghel (St Lambertus, 1862), Breda (St Barbara, 1866), Amsterdam (kerken van het H. Hart, 1870-1880 en van de H. Willibrordus buiten de veste, 1871, voltooid 1899), Leeuwarden (St Bonifacius, 1881), Tilburg (H.
Hart) en Hilversum (St Vitus, 1892-1893).In zijn vormgeving greep Cuypers, als echte negentiende-eeuwer terug op vroegere bouwstijlen, waarvan er soms verschillende in een werk zijn terug te vinden. In veel minder mate is dit het geval in de zuiver architectonische kwaliteiten van zijn werk (massa-werking en ruimte-ontwikkeling) en hierin is hij van groot belang voor onze bouwkunst. Hij restaureerde veel middeleeuwse gebouwen, o.a.: de St Servaaskerk te Maastricht, de Munsterkerk te Roermond, de Dom te Mainz (1872-’75), het Binnenhof te s’-Gravenhage en het kasteel „De Haar” te Haarzuylen bij Utrecht. In het Museum Cuypers-Luyten te Roermond zijn veel persoonlijke herinneringen aan hem bewaard.
Lit.: Het werk van dr P. J. H. Cuypers 1827-1917 (Amsterdam 1917); Cuypers-nr van Architectura 1917, 146-158; Bouwk.
Weekbl. 1917, 107, 124 en 1921, 59; dr Cuypers’ Gedenkboek 1827-1927 (Sittard 1927) ; voor de overige, zeer talrijke publicaties zie: Repertorium betr. Ned. monumenten van geschiedenis en kunst, uitgegeven door de Ned. Oudheidkundige Bond I (1940), 47, 48; II (1943), 27, 28.