Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Overeenkomst van LINGGADJATI

betekenis & definitie

was de eerste politieke overeenkomst tussen de Nederlandse regering en de Repoeblik Indonesia.

De eerste plannen van de Nederlandse Regering ten aanzien van de toekomstige reconstructie van het toenmalige Ned.-Indië werden vervat in de voorstellen van 10 Febr. 1946. Vooraf (eind Dec. 1945) was hierover met de Engelse Regering te Chequers overleg gepleegd, conform het Civil Affairs Agreement van 24 Aug. 1945. Een nadere toelichting op deze voorstellen verscheen 26 Febr. T 946. Van republikeinse zijde werd het standpunt ingenomen dat erkenning van de Repoeblik Indonesia als souvereine staat uitgangspunt behoorde te zijn. (13 Mrt 1946). Intussen was de Indonesische kwestie onder de aandacht van de Veiligheidsraad gebracht. Onder voorzitterschap van Lord Inverchapel, die zijn taak beperkte tot ,,pouring the drinks”, werden tussen Van Mook en de republikeinse premier Sjahrir onderhandelingen gevoerd. Een voortgezet overleg op de „Hoge Veluwe” volgde, toen het scheen dat beider standpunten elkaar voldoende waren genaderd (Apr. - Mei 1946). Het was echter niet mogelijk overeenstemming te bereiken. Inmiddels werd met de regelmatige landing van Nederlandse troepen een aanvang gemaakt, en kon de gezagsoverdracht in Borneo, Bangka. Billiton en de Grote Oost plaats vinden (13-14 Juli 1946); tevens werden de eerste stappen gezet tot de vorming van deelstaten. De Britten bleven echter sterke pressie uitoefenen op het bereiken van overeenstemming tussen beide partijen. Op Java vond een coup plaats tegen de Soekarno-Sjahrir-regering: 30 Juni 1946 werden Sjahrir en enkele andere Indonesische persoonlijkheden ontvoerd. Soekamo nam nu het heft in handen. Dit dictatorschap eindigde op 13 Aug. 1946. In het nieuwe kabinet-Sjahrir was de Masjoemi-partij versterkt (8 tegen 5 leden in het vorige kabinet). Dit voorspelde een sterk afwijzende politiek ten opzichte van de Nederlandse voorstellen.

De staatkundige ontwikkeling in India leidde er toe, dat de Britse pressie versterkt werd. In Singapore vestigde de Britse regering een diplomatieke post, belast met de coördinatie van de Britse gebieden in het Verre Oosten en die de opdracht ontving overeenstemming tussen beide partijen in Ned.-Indië te bevorderen. Hiertoe arriveerde Lord Killearn 26 Aug. te Batavia. In afwachting van de komst der Nederlandse Commissie-Generaal (12 Sept. r 946 geïnstalleerd met volledige volmacht tot onderhandelen en tot overeenstemming te komen) opende de Britse diplomaat besprekingen om een wapenstilstand te sluiten — noodwendige voorwaarde tot het openen van succesvolle besprekingen. 14 Oct. 1946 werden de voorstellen van de wapenstilstandscommissie door de Nederlandse en Indonesische delegaties aanvaard. Verdere concessies van Nederlandse zijde waren nodig om aan de eisen vervat in de Republikeinse tegenvoorstellen van 17 Juni tegemoet te komen. In Linggadjati, een bergplaatsje enige kilometers van Cheribon, werd 12 Nov. 1946, nadat art. 2 opnieuw was geformuleerd, in tegenwoordigheid van Soekarno en Hatta de ontwerpovereenkomst aanvaard. Zij werd 15 Nov. te Batavia geparafeerd. Dit betekende niet dat beide regeringen onvoorwaardelijk haar instemming betuigden. Nauwelijks was de inkt droog, of het regende protesten. De Indonesische oppositie concentreerde zich in de Masjoemi en de P.N.I. (art. 8); pro-Linggadjati waren de Sajap Kiri met de S.O.B.S.I. en de B.T.I., in dier voege dat zij haar als een adempauze beschouwden. Soekarno hield vast aan het eenmaal door hem gegeven wachtwoord: „Volledige zelfstandigheid, niets anders, niets minder”. In Nederland teruggekeerd, verdedigde de Commissie-Generaal zich met de verklaring dat de overeenkomst moest worden gelezen in nauwe samenhang met de geheime notulen. De uitvoerige debatten in de Volksvertegenwoordiging leidden tot een motie-Romme-Van der Goes van Naters, waarin een interpretatie van het accoord werd gegeven (het „aangeklede” Linggadjati). Sjahrir weigerde dit te erkennen. Na een briefwisseling tussen de Commissie-Generaal en Sjahrir (3 Febr. - 24 Mrt 1947), waarin de Nederlandse regering op verzoek van Sjahrir de door de Volksvertegenwoordiging gegeven interpretatie losliet (het „naakte” Linggadjati), werd 25 Mrt 1947 de overeenkomst getekend. Spoedig na de ondertekening vatte in Indonesië de mening post dat 4e overeenkomst noch de onafhankelijkheid noch opheffing van de economische blokkade bracht. Men koesterde wrok tegen de schepping van deelstaten. De Republiek handhaafde slechts de souvereiniteitsclausule. 20 Juli 1947 (aanvang 1ste politiële actie) hernam de Nederlandse Regering haar handelingsvrijheid, totdat uitvoering der overeenkomst mogelijk was. De politieke beginselen, vervat in de Renville-overeenkomst (17 Jan. 1948), vervingen de Linggadjati-verklaring.

j. o. F. POLMAN

Litt. G. W. Overdijkink, Het Indonesische probleem (A’dam 1948); D. Wehl, The Birth of Indonesia (London 1948); Ch. Wolf Jr, The Indonesian Story (N.Y. 1948); H. J. van Mook, Indonesië, Nederland en de Wereld (A’dam 1949); Idem, The Stakes of Democracy in South-East Asia (London 1950); P. S. Gerbrandy, Indonesia (London 1950); V. Thompson and R. Adloff, The Left Wing in Southeast Asia (N.Y. 1950); H. Ch. G. J. van der Mandere, Van Yalta tot Korea (’s-Gravenhage 1950).

< >