is de naam van een aantal takken van de Huizen Capet-Valois en Capet-Bourbon (z de genealogische tabellen bij Bourbons en Valois).
a. Valois-Orleans I. Het hertogdom Orleans werd in 1344 uit oud koninklijk domeingoed gevormd door koning Philips VI van Frankrijk als apanage voor diens jongste zoon Philips. Deze overleed kinderloos in 1375; zijn weduwe Blanche van Frankrijk (dochter van koning Karel IV) in 1392.
b. Valois-Orleans II. Koning Karel VI schonk het hertogdom in 1392 aan zijn broeder Lodewijk van Touraine. Diens wettige nakomelingen stierven in oudste manlijke lijn uit in 1515 met koning Lodewijk XII (in vrouwelijke lijn met diens tweede dochter Renée, hertogin van Ferrara, in 1575), in de jongere tak Angoulême in 1589, met koning Hendrik III.
c. Bourbon-Orleans I. In 1626 verhief koning Lodewijk XIII zijn broeder Gaston tot hertog van Orleans. Deze liet bij zijn dood in 1660 slechts een dochter na (gest. 1693, z Montpensier), die het hertogdom niet erfde.
d. Bourbon-Orleans II. Lodewijk XIV verleende de titel van hertog van Orleans in 1660 aan zijn broeder Philips, wiens nageslacht in 1830 met Lodewijk Philips de troon besteeg en sinds 1883 de enig overgebleven staak is van het oude Franse koningshuis (Huis Frankrijk).
Uit historisch oogpunt van belang zijn de volgende hertogen:
(b 1). Lodewijk (Parijs 13 Mrt 1372 -23 Nov. 1407), tweede zoon van koning Karel V, graaf van Valois (1375), hertog van Touraine (1386), ten slotte hertog van Orleans (1392), liet zich reeds in 1388 gelden, toen, mede op zijn aandringen, zijn broeder Karel VI aan het regentschap van hun ooms een einde maakte. In 1389 huwde hij met zijn nicht Valentine Visconti (1370-1408), dochter van Gian-Galeazzo van Milaan, waardoor hij, met het graafschap Asti, belangen in Italië verwierf. Toen zijn broeder in 1392 krankzinnig werd, stelde zijn oom Philips de Stoute van Bourgondië hem als regent geheel in de schaduw. Lodewijk was echter slechts schijnbaar niet meer dan een zwierbol; hij was zeer eerzuchtig en geenszins onbekwaam. Ook hij voerde een persoonlijke en dynastieke politiek, die geleidelijk met de Bourgondische in botsing kwam.
Hierom en wegens zijn verkwistende levenswijze was het voor hem evenzeer noodzakelijk over de koninklijke geldmiddelen te kunnen beschikken. Voor Philips werd hij een gevaarlijke mededinger, wiens ster steeg wanneer Karel VI bij zinnen was. In deze stille strijd behield Philips doorgaans de overhand, maar van de wisselende invloeden was een weinig consequente Franse politiek het gevolg, zowel ten aanzien van Engeland als tegenover de paus te Avignon, door wie Lodewijk zijn positie in Italië hoopte te versterken. Bourgondië dwarsboomde Orleans’ plan zich van Genua meester te maken en bracht de stad in 1396 onder het gezag van de koning. Lodewijk vergrootte inmiddels zijn Franse bezittingen, o.m. met de graafschappen Angoulême, Blois, Dunois en Soissons en de heerlijkheid Coucy.
Ca 1400 begon hij de Bourgondische macht rechtstreeks te bedreigen door zijn invloed uit te breiden in de grenslanden van het Roomse rijk, tussen Vlaanderen en Bourgondië; in 1402 kreeg hij Luxemburg in bezit. Na Philips’ dood in 1404 werd Lodewijk van Orleans, in nauw verbond met koningin Isabeau (wellicht zijn minnares), vrijwel meester in Frankrijk, doch zijn onverantwoordelijk bewind was zeer impopulair. Met de nieuwe hertog van Bourgondië, Jan zonder Vrees, werd de rivaliteit feller en dreigde in openlijke strijd te zullen ontaarden. In de avond van 23 Nov. 1407 liet hertog Jan zijn mededinger buiten Isabeau’s Hotel Barbette vermoorden. Lodewijk van Orleans was evenals zijn ooms van Berry en van Bourgondië een prachtlievend en kunstminnend vorst, die als bouwheer o.a. het (door Viollet le Duc na 1858 gereconstrueerde) kasteel Pierrefonds bij Compiègne op zijn naam heeft staan. Van de vier kinderen die hem overleefden, volgde de oudste zoon Karel hem op; de jongste, Jan, werd de stamvader van het Huis Angoulême. Een buitenechtelijke zoon bij Mariette van Enghien was de befaamde legeroverste Jan, bastaard van Orleans (1399-1468), bekend als graaf van Dunois.
DR A. G. JONGKEES
Lit.: A. Champollion-Figeac, Louis et Charles d’Orléans. Leur influence sur les arts, etc. (2 dln, 1844); E. Jarry, La vie politique de Louis d’Orléans (1889; belangrijk): Idem, Les origines de la domination franc. à Gênes (1896); M. de Boüard, Les origines des guerres d’Italie (1936); E. Collas, Valentine de Milan, duchesse d’Orléans (1911); A. Coville, Jean Petit.
La question du tyrannicide au commencement du XVe siècle (1932). Zie ook de lit. onder de verwijzingen.
(b 2). Karel (Parijs 24 Nov. 1394-Amboise 5 Jan. 1465), vierde zoon van de voorgaande, was de oudste die in leven was toen zijn vader werd vermoord. Op hem rustte de plicht tot wraak. Na de dood van zijn moeder Valentine Visconti in Dec. 1408 werd hij, vroegtijdig meerderjarig verklaard, het hoofd van de Orleanistische partij tegen Bourgondië. De feitelijke leider werd weldra Bernard VII, graaf van Armagnac, met wiens dochter Bonne (1399-ca 1435) Karel in het huwelijk trad (1410). Hij was toen reeds weduwnaar van zijn nicht Isabella van Frankrijk (1389-1409), gewezen koningin van Engeland, met wie hij in 1406 was gehuwd.
De 25ste Oct. 1415 werd hij in de slag bij Azincourt door de Engelsen gevangengenomen; 25 jaar bleef hij in Engeland geïnterneerd. Verlangen naar vrede tot elke prijs, die hem zijn vrijheid zou hergeven, deed hem de vete met Bourgondië vergeten. Hij vestigde zijn hoop op Philips de Goede, die eveneens tussen Engeland en Frankrijk trachtte te bemiddelen. Door diens toedoen kwam hij in Nov. 1440 tegen losgeld vrij. Hij hertrouwde terstond met Philips’ 14-jarige nicht Maria van Kleef (1426-1487) en werd ridder van het Gulden Vlies. Jarenlang ijverde hij voor een vergelijk tussen de koningen van Engeland en Frankrijk; aan het bestand van Tours (1444) had hij een werkzaam aandeel.
In 1447 trok hij naar Lombardije om zijn rechten op Asti en zijn (van zijn moeder geërfde) aanspraken op Milaan te doen gelden tegen Francesco Sforza, doch zonder succes. Voortaan leefde hij, wegens zijn relaties door Karel VII.gewantrouwd en zonder veel persoonlijke eerzucht, rustig op zijn bezittingen, vooral te Blois. Karel van Orleans is vooral als dichter van betekenis, als een der weinige dichters uit de 15de eeuw wier poëzie rechtstreeks tot latere generaties is blijven spreken. Zijn bekoorlijke en ietwat precieuze, melancholieke of galante ballades, complaintes, chansons, caroles en rondeaux weerspiegelen zijn stemmingen en lotgevallen en zijn vreedzame genoegens. Zij dateren grotendeels uit zijn Engelse tijd en uit de jaren 1448-1461. Uit Karels eerste huwelijk is in 1409 een dochter geboren, Johanna (gest. 1432), gehuwd met Jan II van Alençon; uit zijn derde huwelijk liet hij drie kinderen na : de latere koning Lodewijk XII en twee dochters,
DR A. G. JONGKEES
Bibl.: Uitgaven van de gedichten door P. V. Chalvet (1803); J. M. Guichard (1842); A. Champollion-Figeac (1842); Gh. d’Héricault (2 dln, 1874; 2de dr. 189S); P.
Champion (2 dln, 1923-’27); The English Poems of the Gh. of O., ed. R. Stee le (Early Engl. Text Soc., 2 dln, 1941-1946).
Lit.. P. Champion, La vie de Charles d’Orléans (1911); Idem, La librairie de Gh. d’O. (1910); Idem, Hist. poétique du XVe siècle, II (1923), blz. 1-55; R. L. Stevenson, C. of O., in: Familiar Studies of Man and Books (London 1920). Roman: Hella Haasse, Het woud der verwachting: het leven v.
Ch. v. O. (Amsterdam 1949).
(b 3). Lodewijk II, zoon van de voorgaande, z Lodewijk XII van Frankrijk.
(c 1). Gaston (Fontainebleau 25 Apr. 1608 Blois 2 Febr. 1660), tweede zoon van koning Hendrik IV en Maria de Medici, gewoonlijk Monsieur genoemd, was een man van wispelturig en laf karakter, die zich gemakkelijk liet leiden door zijn omgeving. In 1630 smeedde hij met Maria de Medici tegen Richelieu de samenzwering die mislukte door de „Journée des Dupes”. Gaston vluchtte naar Lotharingen en bereidde zich daar op oorlog tegen de almachtige minister voor. In 1631 echter werd hij begenadigd, maar in 1632 conspireerde hij opnieuw, onderhandelde met Spanje en wist de landvoogd van Languedoc, de hertog van Montmorency, tot afval te brengen. Toen de opstandelingen verslagen waren bij Castelnaudary, werd Gaston in genade aangenomen, maar Montmorency werd onthoofd.
In 1636 nam hij weer deel aan een mislukt complot om Richelieu te vermoorden. Gaston redde zich ten koste van zijn medeplichtigen. Hetzelfde gebeurde in 1642 bij de samenzwering van Cinq Mars. Tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIV was hij luitenant-generaal van het koninkrijk. In 1644-1646 maakte hij de veldtochten in de Zuidelijke Nederlanden tegen Spanje mee. Gedurende de Fronde begon hij opnieuw te intrigeren, zonder ferm partij te kiezen zoals zijn dochter, de hertogin van Montpensier. In 1652 werd hij voorgoed naar het kasteel van Blois verbannen.
(d 1). Philips (St-Germain 21 Sept. 1640 - St.Cloud 9 Juni 1701), tweede zoon van Lodewijk XIII en Anna van Habsburg, was een verwijfd en onstandvastig man. Sedert de troonsbeklimming van Lodewijk XIV (1643) droeg hij de titel Monsieur (voor die tijd heette hij hertog van Anjou) en na de dood van zijn oom Gaston was hij hertog van Orléans. In eerste huwelijk (1661-1670) was hij gehuwd met Henriette Stuart, zuster van koning Karel II van Engeland en in tweede huwelijk (1671) met Liselotte van de Palts (z Charlotte). Philips van Orléans zou enige militaire talenten bezeten hebben: hij versloeg stadhouder Willem III bij Cassel (1677).
(da). Philips II, regent van Frankrijk (St.Cloud 2 Aug. 1674 - Versailles 2 Dec. 1723), zoon van de voorgaande, heette tot de dood van zijn vader hertog van Chartres. Ofschoon sedert 1692 gehuwd met Mademoiselle de Blois, een dochter van Lodewijk XIV en Mad. de Montespan, leefde hij spoedig in voortdurende onmin met het hof van Versailles. Philips liet zich nl. niets gelegen liggen aan de bigotte hofpartij na 1684. Gedurende de Spaanse successieoorlog commandeerde hij in 1707 het Franse leger tegen Eugenius van Savoye bij Turijn. Daarna voerde hij een campagne in Spanje (1707-1708), waarover hem het opperbevel ontnomen werd, omdat hij de Catalanen beschermd had tegen Philips V. In de laatste jaren van Lodewijk XIV belasterde men hem bij de koning; de dood van tal van diens familieleden zou niet zonder zijn schuld geweest zijn.
Volgens erfrecht in 1715 regent geworden over de minderjarige Lodewijk XV, liet hij allereerst Lodewijk XIV’s testament vernietigen door het Parlement van Parijs. In ruil voor het herstel van het remonstrantierecht ten behoeve van laatstgenoemde rechtbank vernietigde hij zodoende de medezeggenschap van een regentschapsraad, waarin zijn vijanden, de „prinsen van den bloede”, zaten. Zijn voornemen om ook een anti-clericale reactie te bewerkstelligen door de Jansenisten (z Jansenisme) te bevoordelen en het Edict van Nantes te herstellen, kon hij niet volvoeren. De financiële toestand van het land wist hij enigszins te verbeteren als gevolg van de financiële machinaties van John Law, waarvan hijzelf ook duchtig wist te profiteren. In de buitenlandse politiek voerde hij vredespolitiek en zocht toenadering tot Engeland, de Republiek en het Huis Habsburg (Triple en Quadruple Allianties van I717en 1718), zowel uit persoonlijke vijandschap tegen de Spaanse Bourbons, alsook omdat het bondgenootschap met Spanje voor Frankrijk gevaarlijk werd door de staatkunde van kardinaal Alberoni. Toen Lodewijk XV meerderjarig verklaard werd (1723), wist de regent een toenadering tot Spanje te bewerkstelligen door een huwelijk tot stand te brengen tussen de jonge Franse koning en een Spaanse infante en van een van zijn dochters met de oudste zoon van Philips V.
Hij handhaafde zijn invloed op de Franse politiek door de benoeming van zijn leermeester en gunsteling, de kardinaal van Dubois, tot eerste minister. Toen Dubois in Aug. 1723 stierf, werd Philips van Orleans zelf eerste minister, maar stierf in December.
DR J. S. BARTSTRA
Lit.: H. Leclercq, Hist. de la Régence pendant la minorité de Louis XIV (3 dln, 1922); F. Funck-Brentano, La Régence (1931); P. d’Erlanger, Le Régent (Paris 1938).
(d 3). Philips IV (St. Cloud 13 Apr. 1747 - geguillotineerd te Parijs 6 Nov. 1793) was een achterkleinzoon van de voorgaande en heette tot de dood van zijn vader (1785) hertog van Chartres. In overeenstemming met de tradities van zijn geslacht bestond er een scherpe tegenstelling tussen hem en het hof van Versailles. Hij maakte reclame voor Engelse modes en ideeën, toonde grote belangstelling voor techniek en rationalistische filosofie en onderhield een staf van brochure-schrijvers en liedjeszangers, die opruiden tegen het „ancien régime” en tegen koningin Maria Antoinette. In 1787 was hij lid van de Vergadering der Notabelen en van de volledige vergadering van het Parlement van Parijs.
Als zodanig bestreed hij evenals markies de Lafayette de financiële politiek der regering en eiste hij het bijeenroepen der Generale Staten. In verband daarmee werd hij tijdelijk buiten Parijs verbannen. Hij was lid van de adel in de Generale-Statenvergadering, maar schaarde zich dadelijk aan de zijde van de derde stand (z Franse Revolutie). Van 1789-1791 ging er een krachtige actie uit van een moeilijk aanwijsbare maar onmiskenbare Orleanistische partij, welker doel het blijkbaar was Lodewijk XVI door Philips van Orleans te vervangen. In de tuinen van zijn „Palais royal” te Parijs werd de Bastille-storm beraamd (Juli 1789). De Vrouwenopstand van 5/6 Oct. met de bekende aanslag op de koninklijke familie zou door hem gefinancierd zijn.
Misschien werd hij bij dat alles echter meer gedreven door zijn omgeving: Sillery, Laclos en Madame de Genlis. Bij de reactie van 1790-1791 was hij een tijdlang verbannen naar Engeland. In 1792 werd hij afgevaardigde in de Nationale Conventie, waarin hij zich aansloot bij de Bergpartij en voor de dood van Lodewijk XVI stemde. Aan de gemeenteraad van Parijs verzocht hij een nieuwe familienaam voor zich en zijn nakomelingen. Hij werd nu geregeld Philippe Egalité, „Philips Gelijkheid”, genoemd. Toch was hij verdacht bij zijn politieke vrienden, omdat hij de rijkste grootgrondbezitter van Frankrijk was en omdat hij voor gematigde revolutionnairen een aannemelijk troonopvolger bleef.
Hij sloot zich aan bij de groep van Banton, die een kwestieus republikein was. Toen Dumouriez verraad gepleegd had en zijn zoon Lodewijk Philips, hertog van Chartres, geëmigreerd was, werd hij gevangengenomen.
Lit.: Britsch, La jeunesse de Philippe Egalité 1747-1785 (Paris 1926); A. Castelot, Ph. Egalité (Paris 1950).
(d 4). Lodewijk Philips, hertog (sedert 1793) van Orleans, z Lodewijk Philips, koning der Fransen. DR J. S. BARTSTRA