noemt men een groep van economisten verbonden aan of voortkomend uit de Universiteit van Wenen. De grondlegger van de Oostenrijkse school was Karl Menger, met wie de beide grote figuren uit de volgende generatie, E. von Böhm Ba werk en F. von Wieser onmiddellijk moeten worden verbonden.
Zij hebben groot werk gedaan door een diepe fundering van de subjectieve waardeleer, waarbij de prijsverklaring wordt opgebouwd op de subjectieve waarderingen, die de consumenten voor een bepaalde hoeveelheid van een goed op een bepaald ogenblik hebben. Op deze grondslag bouwden zij de toerekeningsleer, d.i. de prijsverklaring van de productiemiddelen. Naast hun baanbrekend prijstheoretisch werk, hebben de economisten van de Oostenrijkse school algemeen erkend methodologisch werk gedaan door hun scherpe — en stylistisch fraaie — verdediging van de betekenis van de theoretische economische analyse. Het werk van de leidende generatie werd verricht of bereikte een hoogtepunt vóór Wereldoorlog I. Van de latere economisten, voortgekomen uit de Oostenrijkse school moet het eerst J. Schumpeter worden genoemd.
De Oostenrijkse school heeft invloed gehad en behouden, ver buiten Oostenrijk. Ook in Nederland vond zij krachtige aanhang, mede doordat een groot economist als N. G. Pierson de grondbeginselen aanvaardde; van de hem volgende generatie zij C. A. Verrijn Stuart genoemd.
Voorts had de Oostenrijkse school grote invloed op de ontwikkeling van de theoretische economie in Italië en Frankrijk. Wanneer momenteel van een Oostenrijkse school in strikte zin niet meer kan worden gesproken, komt dit mede doordat haar grondbeginsel de grensnutgedachte, zij het met mutaties wat de voorstellingswijze betreft, gemeengoed is geworden.Lit.: J. A. Schumpeter,Ten Great Economists (London 1952); Z voorts prijsleer en waardeleer.