Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NOORDSE of GROENLANDSE COMPAGNIE

betekenis & definitie

is een geprivilegieerd koopliedenkartel dat in de Republiek der Verenigde Nederlanden van 1614 (1622)-I645 het monopolie had van de walvisvangst in de Noordelijke Ijszee (de „kleine visserij”). Ter betere verdediging tegen Engelse en Deense concurrentie en tevens tot beperking der productie en opdrijving der prijzen verenigden zich de betrokken reders tot een compagnie (waarin Amsterdam voor de helft aandeel had), die 27 Jan. 1614 van de Staten-Generaal octrooi kreeg voor de walvisvaart tussen Nova Zembla en Straat Davis.

In 1622 is de laatste zelfstandige onderneming in de combinatie opgenomen. Evenals de Oost-Indische had ook de Noordse Compagnie verscheidene kamers, die op eigen gelegenheid schepen uitrustten, maar de centrale leiding bepaalde de omvang van de vangst en stelde de prijzen vast. De zaken gingen aanvankelijk vrij goed; op Spitsbergen richtte men een eigen traankokerij en zomernederzetting in: Smeerenburg. Een bijzondere bloei heeft de compagnie toch niet gekend, en daar haar monopolie veel verzet wekte, verlengden de Staten-Generaal in 1645 het octrooi niet, in de hoop dat vrije mededinging de energie zou prikkelen. Het goede resultaat bleef niet uit: de kosten daalden, het aantal schepen, dat vroeger steeds onder de 25 was gebleven, nam toe en bereikte, na inzinkingen in oorlogstijd, hoogtepunten in 1683 en 1702, toen resp. 242 en 225 walvisvaarders werden uitgereed.Lit.: S. Muller Fz., Gesch. der Noordsche Comp. (1873); G. W. Kernkamp, Stukken over de Noordsche Comp. (in: Bijdr. en Meded. v. h. Hist. Gen. XIX, 1898, blz. 263 vlg.); S. van Brakel, De Holl. handelscompagnieën der 17de eeuw (1908).

< >