heette de Nederlandse kolonie op de Noordamerikaanse kust in de 17de eeuw. Dat landschap, tevoren verkend door Verazzano (1524), werd opnieuw bezocht door Henry Hudson in 1609.
Daarop zonden pelskooplieden uit Amsterdam en Hoorn enkele schepen naar de Hudson en zetten een paar tientallen man aan land, nl. op Manhattan-eiland, en in Fort-Nassau (bij Albany). Zij kregen in 1614 van de Staten-Generaal een monopolie voor drie jaar voor de handel op „Nieuw-Nederland”, dat bepaald werd als de streek tussen 40° en 45° N.Br. Na afloop van dat octrooi bleef de handel vrij tot aan de oprichting van de West-Indische Compagnie in 1621: zij kreeg ook monopolierechten op Nieuw-Nederland. Onder haar gezag stichtten emigranten in 1625 op Manhattan de nederzetting Nieuw-Amsterdam; anderen vestigden zich aan de loop van de Delaware in het huidige New Jersey. Toen was de kolonie ca 200 man sterk, grotendeels Waalse réfugié’s. In 1629 gaf de Compagnie zgn. patronaten uit, d.w.z. titels van grondbezit, aan al wie een volksplanting van minstens 50 zielen zou aanleggen.
Slechts één patroonschap, nl. Rensselaerswijck, kende enige bloei. Daar de patroons op eigen hand pelshandel dreven, en aldus de Compagnie in de weg traden, staakte deze spoedig het uitgeven van patronaten. In 1641 leidde ongeschikt optreden t.o. de Indianen tot een bloedige oorlog, die eerst in 1645 een einde nam. Geldnood dwong de gouverneur Willem Kieft in die jaren aan de kolonisten enig medezeggenschap in het bestuur toe te staan, wat onder zijn heerszuchtige opvolger Peter Stuyvesant (1647-1664) tot inwendige twisten aanleiding gaf. Niettemin kende NieuwNederland onder Stuyvesant zijn hoogste bloei (2000 inw. in 1653; 6000 in 1664). Stuyvesant onderwierp tevens de Zweedse kolonie, die sedert 1638 aan de Delaware ontstaan was en waarmede de Hollanders aldaar in onmin leefden (1655).Op dat ogenblik werd Nieuw-Nederland zelf reeds door de Engelse volksplanting Nieuw-Engeland bedreigd. Van Massachusetts zwermden de Engelsen o.m. naar de monding van de Hudson, vlak bij Nieuw-Nederland, uit. In 1664 schonk hun koning Karel II Nieuw-Nederland, dat evenwel nog veroverd moest worden, aan zijn broer de hertog van York (de latere Jacobus II). In diens naam kwam een kleine vloot de onderwerping van de kolonie eisen. De bevolking was voor ernstige weerstand niet te vinden, zodat Stuyvesant gedwongen werd zonder strijd te capituleren (8 Sept. 1664). Nieuw-Amsterdam werd herdoopt in New York. Tijdens de Derde Engelse Oorlog heroverde een Hollandse vloot onder Cornelis Evertsen de Jonge Nieuw-Nederland in Aug. 1673, maar de vrede van Westminster gaf het, zes maanden daarna, voorgoed aan de Engelsen terug.
PROF. DR J. A. VAN HOUTTE
Lit.: T. A. Janvier, Dutch Founding of New York (New York 1903); E. L. Raessly, Portrait of New Netherland (New York 1945); Schuyler van Rensselaer, History of the City of New York in the I7th Century (2 din, New York 1909); E. B.
O’Callaghan, History of New Netherlands; A. Eekhof, De Hervormde Kerk in N.-Amerika, 1624-1664 (2 dln, ’s-Gravenhage 1913).