Ned. schrijver (A’dam i Juli 1874-door de Duitsers gedeporteerd 1943), auteur van verhalen, novellen en essays, debuteerde in 1903 met Bikoerim, acht vertellingen uit het Joodse leven (o.a. Zoon van het oude volk, Paaschavond), welke getypeerd worden door een treffende detail-beschrijving en een al te minutieuze psychologische analyse.
In de soort, waartoe het behoorde, was het buitengewoon knap werk, dat echter een duidelijke invloed van Van Deyssel en Querido verried. Uit de bundel Opstellen van 1908 zijn te memoreren: Een vondst en een mooi artikel over Lieder des Ghetto. Met het boek Schetsen en critische opstellen (1911) kwamen Van Campen’s gaven als essayist volledig tot uiting (o.a. in een artikel over Henriette Roland Holst). In de bundel Over Literatuur (1915) vindt men een uitvoerig opstel over Het historisch-materialisme in de literaire critiek (uit De Gids 1913 en 1914); belangrijk is ook zijn in De Gids van 1915 en 1916 verschenen artikel Nederlandsche romancières van onzen tijd. Van Campen trachtte in zijn verhalend proza bovenal een typerend-Joodse geest en levensatmosfeer te naderen; als criticus was hij meer een fijnzinnig ontleder dan een beschouwer van literaire en culturele stromingen.