zuster van heer Jan van Beckum te Delden, en Ursula, zijn vrouw, werden beiden als martelaressen voor haar geloof op 13 Nov. 1544 op het plein voor haar eigen huis verbrand. Zij waren Doopsgezind en haar dood heeft te meer aandacht getrokken om haar adelstand.
Een treffend, verhalend lied daarover, Droefheyt wil ick nu laten staen, vindt men achter het Offer des Heeren, met historische aantekeningen van S. Cramer.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Lit.: Het Offer des Heeren uitgegeven in Bibliotheca Reformatoria Neerlandica (’s-Gravenhage 1904), II, 509-16; T. J. van Bragt, Het bloedig toneel of martelaars spiegel der Doops-gezinde of weerelooze christenen (Amst. 1685); L. Rabus, Historien der . . . Gottes Zeugen . . . und Märtyrern (1559) III; S. Blaupot ten Ca te, Gesch. d. Doopsgezinden in Groningen, Overijssel en Oost-Friesland (1842), II, 14-17*