Nederlands rechtsgeleerde (Utrecht 10 Mrt 1868 -’s-Gravenhage 4 Nov. 1938), studeerde te Utrecht en trad, na enige jaren als advocaat en procureur te Utrecht werkzaam te zijn geweest, in 1896 in de rechterlijke macht als ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Oostburg. Van 1903-1913 trad hij op als substituut-officier van Justitie te Amsterdam, en vervulde de functie van advocaatgeneraal bij de Hoge Raad van 1913-1934, in welk jaar zijn benoeming tot procureur-generaal van dit college volgde.
Bibl.: De Stichtingen en het ontwerp tot herziening van het B.W. (Ac. pr. 1891); in samenw. met prof. A. J. Blok, Het Nederl. Strafproces (i925/’26). 3 dln; tal van tijdschriftartikelen).