Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LICHTGEVENDE ORGANISMEN

betekenis & definitie

Men vindt de zgn. luminescentie of phosphorescentie, het lichtgeven, in de meest uiteenlopende groepen van het planten- en dierenrijk. Lichtgevende bacteriën op vlees, vis en eieren in kelders, koelinrichtingen en sectiezalen betekenen niet dat deze bedorven zijn.

Andere leven parasitisch op levende dieren, wier dood zij soms veroorzaken, hoewel ook deze voor de mens, zover bekend ongevaarlijk zijn. Weer andere leven zgn. symbiotisch, in bepaalde lichtorganen van vissen en inktvissen, waar deze hun een cultuurbodem bereiden en zelf profiteren van het uitgestraalde licht voor het aanlokken van prooi, van soortgenoten en voor het afschrikken van vijanden. Niet alle bioluminescentie wordt echter door symbiotische bacteriën veroorzaakt. Het lichten van oude boomstronken wordt door schimmels veroorzaakt, welker myceliumdraden lichten. Bekend is o.a. ook het lichten van de honingzwam, Armillaria mellea. Ook kaas, brood, groenten en aardappels kunnen lichtgevende schimmels bevatten. Evenals bij bacteriën is er hier een voortdurend gloeien, geen willekeurige onderbreking. Het lichten van de zee wordt veroorzaakt door eencellige dieren, Flagellaten of zweepdiertjes en Radiolariën. Tot de eerste behoort de bekende zeevonk, Noctiluca, een klein ca i mm groot bolletje met 1 zweephaar. Het licht is hier afkomstig van kleine korreltjes, die alleen bij prikkeling de een na de ander aangloeien en weer uitdoven. Er gaat een lichtende golf door het diertje. Worden de dieren aangeprikt waardoor zij samenvallen, dan blijft het lichten bij prikkeling bestaan; perst men ze door kaasdoek dan licht het fikraat nog; bij narcotiseren is er een voortdurend zwak gloeien. Hoe het lichten en doven bij prikkeling tot stand komt is onbekend.Lichtende kwallen scheiden een lichtend slijm af, dat na drogen en weer bevochtigen nog licht geeft. Hier schijnen lichtende korreltjes zich op te lossen; de prikkel echter tot het lichten schijnt van het zenuwstelsel der kwallen uit te gaan. Bij hoornkoralen en zeeveren gaat er een golf van goudgroen of anders gekleurd licht (waarschijnlijk weer slijm) over de kolonie. Eveneens lichtgevend zijn sommige ribkwalletjes en zeewormen. Bij de laatste dient het lichten soms voor de aantrekking der geslachten: het wijfje van de vuurworm bij de Bermuda’s beschrijft (op de 2de, 3de en 4de dag na volle maan, 55 minuten na zonsondergang) lichtende cirkels, waarbinnen het mannetje als een lichtflits opduikt. Het slijm van sommige regenwormen is lichtend. Vele kreeftachtigen geven licht. Er zijn diepzeegarnalen, die (evenals inktvissen dit met hun „inkt” doen) met een lichtend slijm zich voor hun vijanden verbergen; ook inktvissen uit de diepzee bezitten soms dit vermogen. Bij beide groepen komen ook echte lantarens in allerlei kleuren voor meteen afschermende en een lichtende laag, zomede een lens, soms dienend om de partner te herkennen, soms om een prooi te lokken.

Het Japanse schaalkreeftje, Cypridina hilgendorfii, kan men drogen en jarenlang bewaren, waarna het zijn lichtvermogen nog bezit. Hierbij heeft

…(tekst ontbreekt).

< >