naam van drie koningen der BELGEN.
Leopold I
George Christiaan Frederik (Koburg 16 Dec. 1790 - Laken 10 Dec. 1865), was de jongste zoon van hertog Frans van Saksen-Koburg. Toen zijn broeder Ernst in 1808 een tocht naar Rusland ondernam, belastte hij zich met de regeringsaangelegenheden en vergezelde keizer Alexander naar het Congres te Erfurt. In 1813 trok hij in het gevolg van keizer Alexander met het Russische leger naar Parijs. Gedurende de veldtocht onderscheidde hij zich aan het hoofd van een regiment kurassiers door dapperheid. Toen Napoleon van Elba terugkwam, begaf hij zich naar het Rijnleger en vertrok in 1816 naar Berlijn en spoedig daarna naar Engeland, waar hij zich met de Britse erfgename van de troon, prinses Charlotte Augusta, verloofde. Leopold werd door een parlements-acte van 27 Mrt 1816 genaturaliseerd. Het huwelijk werd 2 Mei 1816 voltrokken, doch de vorstin overleed reeds 6 Nov. 1817. Léopold bracht vervolgens de tijd door met reizen of op het buitenverblijf Claremont. 3 Febr. 1830 werd hem de Griekse koningskroon aangeboden, voor welke waardigheid hij bedankte. Daarna koos het Nationaal Congres van België hem 4 Juni 1831 tot koning. Hij bezwoer de Grondwet en werd 21 Juli 1831 te Brussel plechtig als koning van België gekroond. Onmiddellijk daarna had hij het hoofd te bieden aan een aanval van het Hollandse leger, dat met Franse hulp werd teruggeslagen (Tiendaagse Veldtocht). In Aug. 1832 trad hij in het huwelijk met prinses Louise Marie (3 Apr. 1812-11 Oct. 1850), dochter van Lodewijk Philips, koning van Frankrijk. In 183g legde koning Willem zich neer bij het verdrag der XXIV artikelen, dat, na een stormachtig debat in de Belgische Kamer der Volksvertegenwoordiging, werd uitgevoerd en de grondslagen bevestigde van de Belgische staat. Leopold wist met waardigheid en bezadigdheid de hachelijkste omstandigheden het hoofd te bieden. Dank zij zijn tactvol optreden versterkte hij de parlementaire monarchie in België. Zijn talrijke familierelaties met de voornaamste Europese hoven lieten hem toe de internationale positie van België uit te bouwen.
Lit.: de Mongest, Leopold I (Bruxelles 1846); Thonissen, La Belgique sous L. I (Louvain 1861); T. Juste, L. I et L. II (Bruxelles 1878); Buffin, La jeunesse de L. I (Bruxelles 1914); Corti, L. I von Belgien (Wien 1922); L. de Lichtervelde, L. I (Bruxelles 1929, met bibliogr.).
Leopolds-Orde
Belgische orde, in 1832 door Koning Leopold I ingesteld, vijf klassen; lint: ponceau-rood. Voor burgerlijke en militaire verdiensten, tevens hoogste militaire onderscheiding. Voor het leger met twee gekruiste zwaarden tussen kroon en kruis; voor de zeemacht twee gekruiste ankers.
Leopold II
Louis Philippe Marie Victor (Brussel 9 Apr. 1835 - Laken 17 Dec. 1909), oudste zoon van Leopold I, ontving een militaire opleiding. In 1840 verkreeg hij de titel van Hertog van Brabant, zes jaar later werd hij onderluitenant bij de grenadiers en in 1865 luitenant-generaal. Op 18-jarige leeftijd trad hij in de Senaat en huwde op 22 Aug. 1853 met aartshertogin Maria Hendrika van Oostenrijk (1836-1902). Van 1854 tot 1865 ondernam hij talrijke reizen in het buitenland, vooral in het Nabije en het Verre Oosten. In de Senaat wees hij herhaaldelijk (1855-1861) op de noodzakelijkheid van economische expansie (18 Dec. 1855), een betere nijverheidsuitrusting, de verhoging van ’s lands militaire inspanningen (1860), de verfraaiing van steden en landschappen en de uitvoering van grote werken.
Op 17 Dec. 1865 volgde hij zijn vader op en nam zich voor diens taak voort te zetten. Op het gebied der binnen- en buitenlandse politiek stond hij boven de strijd der partijen, maar maakte meer dan eens krachtig gebruik van zijn grondwettelijke machten om zijn zienswijze hoog te houden en te doen aanvaarden. Voor en na Sedan drong hij aan op verhoging van de militaire uitgaven, de uitbreiding der versterkingen en de herinrichting van het leger. Hij stuitte echter op het anti-militairisme van de conservatieve partij en pers. Na Stanley’s geslaagde tocht door Afrika (1871) riep hij te Brussel een conferentie bijeen, waaruit de Association internationale pour réprimer la Traite et ouvrir l’Afrique centrale (12-19 Sept. 1876) ontstond. In 1878 wist hij Stanley, na diens tweede reis door Midden-Afrika, voor zijn plannen te winnen. Op 25 Nov. 1878 werd het Comité du Haut-Congo en in 1882, na Stanley’s derde reis, de Association internationale du Congo opgericht. Het Congres van Berlijn (Nov. 1884 -Febr. 1885) door Bismarck bijeengeroepen, erkende (Akte van Berlijn) de Vrijstaat Kongo, legde er de vrijhandel op en bakende de grenzen af. Op 28 Apr. 1885 werd de Vorst door de Belgische wetgever gemachtigd de souvereiniteit over de nieuwe staat te aanvaarden. Deze had spoedig met financiële moeilijkheden te kampen, die tot de uiterste grens door de souverein met eigen middelen werden bestreden tot de Internationale Conferentie voor de bestrijding van de Slavenhandel (21 Sept. 1891) hem het recht toe kende tolrechten te innen. Op 20 Aug. 1908 aanvaardde de Kamer der Volksvertegenwoordigers de overdracht van ’s Konings souvereiniteitsrechten aan België. Op 14 Dec. 1909 keurde de Senaat de wet op de persoonlijke dienstplicht goed. Minister Schollaert droeg ijlings het officiële stuk naar de zieltogende Koning die er zijn laatste handtekening onder plaatste. Léopold II was een groot vorst in een land dat hem niet altijd begreep en hem de critiek niet spaarde. Deze verbitterde de souverein die veel in het buitenland vertoefde. Maar hij verwierf de erkentelijkheid van het nageslacht dat zijn bemoeiingen op prijs leerde stellen. België dankt hem vooral het bezit van Belgisch-Kongo, bron van welvaart en beschavingsroem voor het moederland.
DR M. CORDEMANS
Lit.: J. Garsou, Les débuts d’un grand règne (Bruxelles 19311934); Banning, Comment fut fondé le Congo Beige (Bruxelles 1927); Gossart, L. II et Banning (Bruxelles 1920); De Lichtervelde, L. II (Bruxelles 1926); De Trannoy, L. II et Beemaert,in: Rev. Générale, 1920, 1926, 1927, 1928; Liebrechts, L. II fondateur d’empire (Bruxelles 1932); Gérard, Les grands commis de Léopold II (Bruxelles 1941); De Trannoy, Jules Malou (Bruxelles 1905)
Orde van Leopold II
Belgische orde, in 1900 door koning Leopold II ingesteld, vijf klassen en drie medailles; lint: Saksisch blauw met in het midden een zwarte streep. Voor bijzondere diensten aan het Koninklijke Huis of voor daden, die ’s Konings bijzondere goedkeuring wegdragen.
Leopold III
Philippe Charles Albert Hubertus Marie Miguel Mainrad (Brussel 3 Nov. 1901), oudste zoon van koning Albert en koningin Elisabeth, ontving zijn eerste onderwijs te Brussel. Een maand na het uitbreken van Wereldoorlog I, vertrok hij met koningin Elisabeth naar Engeland maar voegde zich weldra bij de Koning te De Panne, achter de Ijzerlinie. In 1915 werd hij bij het 12de linieregiment ingelijfd en ging, na zes maanden opleiding, studeren aan Eton College te Oxford. In 1918 keerde hij naar het front terug en nam deel aan de zegevierende terugkeer van het leger in de hoofdstad. Na voortgezette universitaire studiën, ondernam hij in ig 19 een reis door Amerika en in 1925 door Belgisch-Kongo. Op 4 Nov. 1926 had te Stockholm zijn burgerlijk huwelijk en op 10 Nov. daaropvolgende te Brussel zijn kerkelijke echtverbintenis plaats met prinses Astrid van Zweden (gest. 29 Aug. 1935). Op 8 Nov. 1927 werd hij senator en legde de grondwettelijke eed af. In Nov. van het volgende jaar ondernam hij, samen met zijn gemalin, een lange reis door Nederlandsch-Indië, in Jan. van 1932 door Oost-Azië en in Dec. van hetzelfde jaar door Belgisch-Kongo. Ter senaatsvergadering van 25 Juli 1933 zette hij zijn opvattingen over koloniale vraagstukken uiteen. Na de tragische dood van koning Albert, besteeg hij op 23 Febr. 1934 de troon. Met het oog op de gespannen internationale toestand zat hij op 14 Oct. 1936 een ministerraad voor en hield er een redevoering over ’s lands zelfstandig buitenlands beleid, tot handhaving van binnen- en buitenlandse vrede, die op verzoek van de regering werd gepubliceerd. Op 12 Oct. 1938 sprak hij te Parijs, ter gelegenheid van de inwijding van het monument, opgericht tot nagedachtenis van koning Albert, andermaal over hetzelfde onderwerp. In Nov. bracht hij een bezoek aan Nederland. Op 2 Febr. 1939 gaf hij in de ministerraad vingerwijzingen ten beste met het oog op de binnenlandse toestand, een gepast economisch en financieel beleid, de naleving der grondwettelijke voorschriften, de scheiding der machten, de plichten van het staatshoofd en van de ministers en de bestuurlijke hervorming. Te Ougrée-Marihaye sprak hij op 23 Juli 1939 tot de arbeiders over sociale aangelegenheden. Na het afsluiten van het Duits-Russische pact, zond hij op 23 Aug. uit naam van de Oslo-Staten een radio-boodschap uit tot bevordering van de vrede. Samen met de Koningin der Nederlanden bood hij zich op 28 Aug. en op 7 Nov. aan om als bemiddelaars op te treden. Bij de schending van het grondgebied door de Duitse legermacht, begaf hij zich op 10 Mei 1940 naar het hoofdkwartier te Breendonk en richtte boodschappen tot het land, paus Pius XII, president Roosevelt en de Koning van Engeland. Op 25 Mei 1940 verklaarde hij, in een proclamatie tot zijn overweldigd en uitgeput leger, dat hij het lot van zijn officieren en soldaten wilde delen; besliste op 28 Mei, na een uiterste krachtsinspanning en nadat hij de geallieerde legerhoofden liet verwittigen, de wapens te strijken; werd door de Duitsers krijgsgevangen genomen en naar Laken gevoerd. Hij weigerde een regering te vormen, maar was bereid Hitler te Berchtesgaden te bezoeken om ten voordele der krijgsgevangenen en de ondervoede bevolking op te treden. Op 11 Sept. 1941 had zijn kerkelijk en op 6 Dec. zijn burgerlijk huwelijk plaats met mejuffrouw Baels. Bij authentieke acte werd toen bepaald, dat dit huwelijk geen publiekrechtelijke uitwerking kan hebben. Na de ontscheping der Geallieerden in Frankrijk, werd hij met zijn gezin op 7 Juni 1944 eerst naar Hirschstein (ten N. van Dresden) en op 7 Mrt 1945 naar Strobl (bij Salzburg) gedeporteerd. Daar hij bij de bevrijding van het land afwezig was en in de onmogelijkheid om te regeren door toedoen van de vijand, werd op 20 Sept. 1944 zijn broeder, prins Karel, door de Verenigde Kamers, bij de tweede stemming, tot Regent verkozen. Na de capitulatie van Duitsland werd hij met zijn gezin door het Amerikaanse leger bevrijd, maar verhinderd naar zijn land terug te keren.
Op 18 Mei vestigde hij zich te St Wolfgang, voerde er langdurige besprekingen, stelde op 14 Juli vast dat het hem niet mogelijk was een regering te vormen, die over de meerderheid zou beschikken, verzocht de Regent zijn taak voort te zetten, maar weigerde afstand te doen van de troon. Daarop legde de Regering-Van Acker op 17 Juli een wetsontwerp ter tafel, houdende dat de Koning de uitoefening zijner grondwettelijke machten slechts zal hervatten na beslissing door de Verenigde Kamers, dat de onmogelijkheid tot regeren een einde heeft genomen. Dit wetsontwerp werd op 18 Juli goedgekeurd. Nadien vertrok Leopold III op 30 Sept. naar Zwitserland, richtte een schrijven tot het land, bevestigde dat hij zich bij de uitspraak van het volk zou neerleggen en vestigde zich te Pregny. Op 22 Mei 1946 wierpen de voorzitters van Kamer en Senaat de gedachte op, in gemeen overleg tussen de Koning en de Eerste Minister, een commissie aan te stellen, die documenten zou bijeenbrengen vanwege Koning en Regering, welke aan het Parlement en de publieke opinie zouden voorgelegd worden. Dit voorstel werd op 21 Juni door de Koning aanvaard. Doch de Regering maakte bekend daarop niet te kunnen ingaan. Dan werd op 14 Juli door de Koning een commissie van voorlichting ingesteld om objectief verslag uit te brengen over zijn houding sedert 1935. Dit verslag verscheen op 19 Juni 1947. De Regering besliste nadien in voeling te treden met de Vorst en minister Spaak voerde op 18 Jan. 1948 besprekingen te Pregny. Intussen ondernam de Koning van 20 Jan. tot 15 Apr. een reis naar Amerika. In een schrijven van 25 Juni 1948 verklaarde hij zich voorstander van het houden ener volksraadpleging, die zou steunen op een wet. Een wetsvoorstel tot het houden van een volksraadpleging werd echter op 19 Oct. bij staking van stemmen door de Senaat verworpen. Koning en Regent ontmoetten elkander te Bern op 25 Apr. 1949. Nadien publiceerde het Staatsblad van 6 Aug. het verslag, uitgebracht door een commissie van magistraten en parlementairen die, bij Regentsbesluit van 10 Mrt 1949, er mede belast werden advies uit te brengen over de toepassing van de grondwettelijke beginselen betreffende de uitoefeningen van de prerogatieven van de Koning en over de verhoudingen der grote grondwettelijke machten onderling. Ze is o.m. van oordeel dat het niet betaamt dat de Vorst, in zijn functies van bevelhebber der legers, ondergeschikt worde aan enig intergeallieerd bevelhebber. Na besprekingen te Pregny maakte de Koning een boodschap bekend, waarin hij zijn standpunt nauwkeurig bepaalde, ten einde een verstandhouding onder de partijen te vergemakkelijken en publiceerde het secretariaat des Konings op 20 Oct. een lijvige bundel met bescheiden over het koningsvraagstuk. In de Kamer werd vervolgens op 8 Febr. 1950 een wetsvoorstel aangenomen, dat voorschreef een volksraadpleging te houden. Deze had plaats op 12 Mrt en 57,68 pct der kiezers gaven hun wil te kennen, dat Leopold III de uitoefening van zijn grondwettelijke machten hernemen zou. Moeilijke onderhandelingen leidden niet tot een accoord en op 15 Apr. richtte de Koning een boodschap aan de Natie, waarin hij er op wees „dat hij zijn rol van Staatshoofd niet kan indenken dan buiten en boven de partijen, ten einde hem toe te laten een rol van scheidsrechter te vervullen in de ogenblikken van crisis, alleen bezorgd om de hogere belangen van het land”. Op 29 Apr. besloot de Regent tot ontbinding der wetgevende lichamen. Bij de verkiezingen van 4 Juni behaalde de (koningsgezinde) Christelijke Volkspartij de volstrekte meerderheid in Kamer en Senaat. De regering Eyskens nam ontslag op 6 Juni en op 28 Juni vormde Duvieusart een homogene C.V.P.regering die, ten aanzien van de Koning, de terugkeer tot de grondwettelijke orde voorstond. Op 6 Juli kwamen de Verenigde Kamers bijeen om een einde te maken aan de onmogelijkheid tot regeren door de Koning. Het decreet werd goedgekeurd ter zitting van 20 Juli 1950. Leopold III keerde op 22 Juli te Brussel weer, maar de linkse (anti-koningsgezinde) partijen ontketenden oproer en, om burgeroorlog te vermijden, aanvaardde de Vorst op 1 Aug. op aandringen van de Regering-Duvieusart en nadat het onmogelijk bleek een andere regering samen te stellen, dat de uitoefening van zijn grondwettelijke machten opgedragen werd aan de vermoedelijke troonopvolger, prins Boudewijn. Op 16 Juli 1951 deed Leopold III afstand van de troon, met behoud van de koningstitel. De 17de volgde Boudewijn I hem op als vijfde koning der Belgen. Leopold vestigde zich in het paleis te Laken, Boudewijn in dat te Brussel.
Koning Leopold III heeft drie kinderen, gesproten uit zijn huwelijk met prinses Astrid van Zweden en twee kinderen uit zijn echtverbintenis met mej. M. L. Baels (Londen 28 Nov. 1917):
1. Josephine Charlotte Ingeborg Elisabeth Maria José Marguerite Astrid. prinses van België (Brussel n Oct. 1927), bracht haar kinderjaren door te Laken, werd naar Duitsland gedeporteerd, vertoefde dan in Zwitserland, bracht op 11 Apr. 1949 een kort bezoek aan het vaderland en keerde na ’s Konings herstelling op de troon naar België weer.
2. Boudewijn Albert Charles Leopold Axel Marie Gustave, koning der Belgen (Brussel 7 Sept. 1930), droeg aanvankelijk, als oudste zoon van kroonprins Leopold, de titel van graaf van Henegouwen, maar werd, bij het overlijden van koning Albert, als vermoedelijke troonopvolger, hertog van Brabant. Hij vertoefde op het Kasteel van Stuyvenberg (te Laken) tot 29 Aug. 1935, toen koningin Astrid tragisch om het leven kwam. Nadien woonde hij, met het koninklijke gezin, op het kasteel te Laken en te Brussel, waar hij een grondige opleiding genoot en beide landstalen leerde kennen. Op 10 Mei 1940 week hij uit naar Frankrijk en daarna naar Spanje, doch keerde op 2 Aug. naar België terug om er te Brussel en te Ciergnon te vertoeven. Van Juli 1942 tot Mei 1944 genoot hij middelbaar onderwijs in de bijzondere school van het paleis. Op 6 Juni 1944 werd hij door de Duitsers, samen met het koninklijk gezin, eerst naar Hirschstein aan de Elbe, later naar Strobl gedeporteerd en aldaar door een eenheid van het 7de Amerikaanse leger bevrijd. Daarna vertrok hij naar Pregny (Zwitserland), hervatte zijn humaniora aan een college te Genève en voltooide ze in Juli 1948. Van 1948 tot 1950 ondernam hij enkele reizen in het buitenland, inzonderheid in de V.S. Op 22 Juli 1950 keerde hij met koning Leopold III naar België terug. Toen deze aanvaard had, de uitoefening van zijn koninklijke machten aan de vermoedelijke troonopvolger op te dragen, legde hij, Boudewijn, op 11 Aug. 1950 voor de Verenigde Kamers de eed van trouw af aan de grondwet en werd dienvolgens met de uitoefening van de koninklijke prerogatieven bekleed. Op 17 Juli 1951 besteeg Boudewijn vervolgens de troon.
3. Albert Felix Humbert Théodore Christian Eugène Marie, prins van Luik. prins van België (Brussel 6 Juni 1934).
4. Alexander Emmanuel Henry Albert Marie Leopold (Laken 18 Juli 1942).
5. Maria-Christina Daphne Astrid Elisabeth Leopoldine (Laken 6 Febr. 1951).
DR M. CORDEMANS
Bibl.: De reis door den Indischen Archipel van Prins Leopold van België (Amsterdam 1933).
Lit.: G. Dumont, L. III (Brussel 1945); Contribution à l’étude de la question royale, 2 dln (Bruxelles, 1946); Verslag van de commissie van voorlichting op 14 Juli 1946 door Z.M. Koning L., ingesteld (Brussel 1947); Verslag van de Commissie er mede belast een met redenen omkleed advies uit te brengen over de toepassing van de grondwett. beginselen betr. de uitoefeningen van de prerogatieven van de Koning en over de verhoudingen der grote grondwett. machten onderling (Brussel 1949); Recueil de documents établi par le secrétariat du Roi concernant la période 1936-1949 (Bruxelles 1949); J. P. Kennedy en J. M. Land is, The Surrender of King Leopold (New York 1950).