Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LAWN TENNIS

betekenis & definitie

is, in tegenstelling met het Engelse „tennis”, dat binnen tegen een muur wordt gespeeld en reeds zeer oud is, een spel in de open lucht van veel jonger datum. In enigszins andere vorm dan tegenwoordig vond het zijn oorsprong ca 1874, toen majoor Wingfield patent nam op een spel dat op een gras£ veld werd gespeeld S waarop lijnen waren getrokken en waarop een net was opgesteld.

Het heeft sindsdien, doch vooral na Wereldoorlog I, een zeer grote vlucht genomen, zowel voor dames als voor heren. Over de gehele wereld wordt het op allerlei soorten banen: gras, cement, leem, gemalen baksteen, hout, zowel in clubs als particulier of gemeentelijk, gespeeld. In tal van landen heeft men het woord „lawn” reeds weggelaten. In Engeland (en daardoor in tal van officiële reglementen, enz.) nog niet, omdat daar ook nog „tennis” bestaat en omdat men met het woord „lawn” het verschil wil kenmerken.De mogelijkheid van „lawn” tennis, spelen op gras dus, kwam pas goed tot ontwikkeling door de uitvinding van Goodyear inzake de vulcanisatie van rubber, waardoor levendige ballen gemaakt konden worden. Voordien werden in balspelen ballen gebruikt met een lederen omhulsel, gevuld met oude lappen, liefst van wol omdat dit het veerkrachtigst was.

De eerste regels van het spel kwamen, tegelijk met het patent van de heer Wingfield, in 1874 uit. Later heeft de Marylebone Cricket Club (de befaamde Engelse M.C.C.) er een codificatie van gegeven. Heel spoedig daarna nam de AU England Croquet Club te Wimbledon het spel ter hand. En wel in die mate dat de naam van de Club veranderd werd in AU England Lawn Tennis and Croquet Club. Daarop volgde weer, door uitbreiding van het aantal clubs, de oprichting van de Engelse Lawn Tennis Association, in 1888. In Nederland dateert officieel de eerste club van 1885. Er zijn gegevens en foto’s van oudere clubs, doch het begin van de beoefening van lawn tennis in Nederland (toen ook steeds op gras) ligt in het duister. De Nederlandse Lawn Tennis Bond (sinds 1939 de Koninklijke N.L.T.B.) werd in 1899 opgericht.

In 1912 ontstond de Fédération Internationale de Lawn Tennis (F.I.L.T.) als wereld-organisatie. In 1939 was het aantal landelijke bonden (van elk land wordt slechts één bond erkend) bij de F.I.L.T. aangesloten reeds meer dan vijftig, welk aantal na de oorlog nog toegenomen is. De Fédération is daadwerkelijk een wereldbond, welke zeggenschap heeft over de spelregels, over de verdeling der voornaamste internationale tournooien, enz.



Het spel
wordt overwegend in de open lucht gespeeld, op verschillende speel-oppervlakken. Ook wel in grote zalen of hallen. In enkele landen wordt buiten met sterk kunstlicht gespeeld; overdekt spel vergt uit de aard der zaak bijna steeds kunstlicht.

Het spel wordt gespeeld tussen twee speelsters of spelers (een tegen een, dame tegen dame, of beer tegen heer, in wedstrijden nooit dame tegen heer) of tussen vier (twee tegen twee, te onderscheiden in damesdubbelspel, herendubbelspel en gemengd dubbelspel, d.w.z. dame-en-heer tegen dame-en-heer). De baan voor dubbelspel is even lang doch breder dan die voor enkelspel. Enkel en dubbel spel worden op dezelfde baan gespeeld. Dwars over de baan, in het midden, is een net, aan de zijkanten bij de palen 1,06 m hoog, in het midden 0,91 m (getallen die verband houden met Engelse maten).



De bedoeling van het spel
is de bal over het net en binnen de lijnen welke het speelveld begrenzen, te slaan. De speler die hierin faalt verliest het punt, juister gezegd: zijn tegenstander wint het punt. In de bedoeling van het spel ligt opgesloten dat de spelers trachten de bal zodanig over het net te slaan dat deze buiten bereik van de tegenpartij is, zodat deze vanzelf faalt in het terugspelen, óf het die tegenpartij zo moeilijk te maken dat deze de bal niet over het net en/of binnen de lijnen kan terugslaan.

In dit het elkaar-moeilijk-maken met allerlei slagen, met afwisseling in vaart, met het bestoken van elkaars zwakke punten, met aanvallend en verdedigend spelen ligt de grote aantrekkelijkheid van tennis opgesloten, een aantrekkelijkheid welke het spel over de gehele wereld verbreid heeft, voor miilioenen die het zowel in het wereldcentrum Wimbledon als op een farm in Canada of Rhodesia volgens uniforme regels beoefenen.



De telling
heeft iets eigenaardigs. De herkomst ervan is nooit voldoende verklaard. Wint een speler het eerste punt, dan telt dit als 15, wint hij het volgende dan komt hij op 30, daarna op 40, daarna is het „game” (spel) voor hem. Wint de ander tussentijds ook punten dan kan de stand dus worden 30.15, of 40.15 of 40.40. Er is voor geen der spelers enig verschil in waarde tussen 15-30 of 30-40. Men zou even goed 1, 2, 3, 4 kunnen tellen, doch hoewel dit enkele malen geprobeerd is, vooral door Amerikanen, heeft de poging tot deze vereenvoudiging het niet eens tot een definitieve proef kunnen brengen. Na 40 wint de speler, zoals gezegd, het spel („game”). Echter niet wanneer het 40.40 was. In dit geval moet een speler twéé punten meer behalen om het spel te winnen. Er wordt dan niet meer in cijfers geteld; men spreekt dan van „voordeel voor de een”, enz. (Het ligt voor de hand dat de gehele loop van het spel hier niet vermeld kan worden; daartoe raadplege men handboekjes.) De speler die het eerst zes spellen („games”) gewonnen heeft, wint een set. Echter moet hij minstens twee spellen méér hebben dan zijn tegenstander, dus 6-1, 6-3, 6-4. Indien het 6-5 geworden was, betekent 6-5 de set niet, doch 7-5, of 8-6 of 12-10 (er is geen grens van het aantal spellen van een set).

De telling en de termen zijn veelal nog Engels. De K.N.L.T.B. tracht echter geleidelijk tot vervanging daarvan in Nederlandse woorden en termen te komen. In de telling voor nationale wedstrijden zijn de aangegeven Nederlandse termen reeds voorgeschreven.



Wedstrijden

Geen enkele tak van sport heeft zulk een internationale wedstrijd-kalender als tennis. Toch is er géén persoonlijk wereldkampioenschap, al wordt in vele couranten en tijdschriften deze titel vaak in verband gebracht met het bekende tournooi te Wimbledon, waar elk jaar vrijwel alle grote spelers, uit 25-35 landen, bijeenkomen. Ongeveer dertig jaar geleden zijn er gedurende een paar jaar wedstrijden met de titel van wereldkampioenschappen gehouden doch doordat er geen overeenstemming bereikt kon worden over de plaats waar die elk jaar gehouden moesten worden, heeft de Internationale Federatie van organisatie van een persoonlijk wereldkampioenschap afgezien. Wel is er een wereldkampioenschap erkend voor (kleine) ploegen welke hun land vertegenwoordigen, de zgn. wedstrijden om de Davis-beker. Deze worden elk jaar gehouden; de wedstrijden bestaan uit vijf partijen (vier enkelspelen en één dubbelspel dat door dezelfde spelers gespeeld mag worden). Bij loting wordt vastgesteld welke ploegen (landen, want van elk land mag slechts één ploeg uitkomen) tegen elkaar komen en in welk land de wedstrijd plaatsvindt, waarbij overigens nog andere omstandigheden in het geding komen. Om al te grote reizen te voorkomen zijn er vier verschillende zones waarin de verschillende landen naar verkiezing kunnen inschrijven: Europese, Noordamerikaanse, Zuidamerikaanse en Pacific. Deze wedstrijden om de Davis beker hebben de internationale verbreiding een zeer grote stoot gegeven, want ook die landen, welke niet de minste kans hebben om zelfs maar de eerste wedstrijd in dit wereldtoumooi te winnen, dingen mee ten einde internationaal contact te verkrijgen.

Naast en buiten deze ploegwedstrijden om de Davis beker zijn er nog tal van internationale kampioenschappen. Voor enkele hiervan gelden bepaalde regels ten aanzien van officiële vertegenwoord191ng van spelers voor hun land, zoals voor de internationale kampioenschappen van Engeland (Wimbledon), van Frankrijk (Parijs), van Amerika (Forest Hills) om de meest bekende en belangrijkste te noemen.



Materiaal

De afmetingen en de uitrusting van de baan zijn nauwkeurig bepaald. Ook voor de bal bestaan zeer bepaalde voorschriften betreffende grootte, gewicht, compressie, enz. Toch is er nog altijd verschil, zelfs zo, dat tal van sterke spelers dit in hun spel bemerken of zich verbeelden dit te bemerken. Aangaande rackets bestaat geen enkele bepaling. Een speler mag bijv. een wedstrijd spelen met een racket, waarvan het snarenblad anderhalf of tweemaal zo groot is als een normaal blad. De ervaring heeft geleerd aan welke hoge eisen van veerkracht, bestendigheid tegen breuk, enz. de rackets moeten voldoen. Er komen heel weinig afwijkingen van de normale bouw voor. Ook de soort snaren zijn vrijgelaten. De beste snaren zijn nog immer die welke na zorgvuldige selectie uit schapendarmen gemaakt worden. Er zijn ook zijden snaren, nylon, rubber en stalen. Nylon snaren zijn de laatste tijd zeer in trek omdat zij bestendig zijn tegen vocht, doch de sterke spelers blijven aan dierlijke snaren, wegens haar veerkracht de voorkeur geven.

De ontwikkeling van het spel is vnl. in de richting van groter vaar, gegaan. Daartoe droeg ook de verbetering in het materiaal (balrracket) bij. Het wedstrijdspel der sterke spelers is een spel waaraan naast speciale tenniskwaliteiten (techniek, inzicht, moreel: een speler vecht een paar uur geheel alleen....) zware physieke, athletische eisen worden gesteld. Er zijn voorbeelden te over van spelers die na een zware wedstrijd twee kg in gewicht verloren hadden. Of die grotere vaart niet het nadeel meebrengt dat aan de fijnheid van het spel, de manoeuvrering, de plaatsing, enz. te kort gedaan wordt, is zeer moeilijk uit te maken. Ook in de dynamiek van de vaart en de kracht ligt een grote attractie, te meer omdat die bij tennis toch nimmer zonder inzicht en tactiek en manoeuvrering tot succes kan leiden.

C. VREEDENBURGH

Lit.: G. J. Scheurleer, L. (Rotterdam 1941); Idem, Tennis, raad en regels (Ibid. 1942); Idem, Doen en denken: tennistechniek (Ibid. 1944); Idem, Hoofd, hand, hart (‘s Gravenhage 1946); G. Vreedenburgh, T. voor beginners en leden, 6de dr. (Amsterdam 1949); Eng. werken: S. Lenglen, T., the Game of Nations (1925, Ned. vert. 1926); A. Wallis Myers, The Story of the Davis Cup (1913); Idem, Fifty Years of Wimbledon (1926); Idem, Great L. (1937); G. Patterson e.a., How to Teach L. (1947); N. H. Patterson, The Complete Lawn Tennis Player (1948); T. Moss, Lawn Tennis for Teachers and Players (1949). Verder: A. Gobert, Le tennis (Paris 1922); B. v. Reznicek, T. das Spiel der Völker (1932).

< >