Met kinine als uitgangspunt heeft men een groot aantal min of meer belangrijke geneesmiddelen bereid. Ten dele bezitten deze derivaten dezelfde therapeutische eigenschappen als kinine.
Dit is het geval met de koolzuuresters van kinine die, doordat zij niet meer bitter zijn, vooral in de kinderpraxis veelvuldig toepassing vinden. Het zijn in hoofdzaak de aethylkoolzuurester van kinine (Aethylcarbonylas chinini of Euchinine) en de koolzuurester van kinine (Carbonylas dichinini, Carbonas chinini, Aristochine); zij vervangen grotendeels de oudere, niet bittere verbinding van kinine met looizuur, de Tannas chinini. Ten aanzien van aristochine zij opgemerkt, dat dit product gebleken is zeer weinig werkzaam te zijn. Een geneesmiddel, dat bij longontsteking werd toegepast, is het Optochine. Het onderscheidt zich van de kinine, doordat de methylgroep in het kininemolecule vervangen is door een aethylgroep, de vinylgroep is omgezet in een aethylgroep. Het bleek echter zo toxisch te zijn, dat men de toepassing moest staken; dank zij nieuwere chemotherapeutica en antibiotica is er ook geen behoefte meer aan. Als antiseptische wondmiddelen zijn gedurende Wereldoorlog I door Morgenroth kininederivaten ingevoerd onder de namen Eucupine en Vuzine. Zij verschillen van de optochine hierdoor, dat in het eucupine de aethylgroep, die aan de chinolinekern gebonden is, door een iso-amylgroep en in het vuzine door een iso-octylgroep vervangen is. Een van vuzine afgeleide verbinding, het Vuzinotoxine, heeft sterk bactericide en antiseptische eigenschappen en wordt toegepast om oplossingen te steriliseren.