Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Karel leopold bellon

betekenis & definitie

Belgisch godgeleerde (Oppuurs 30 Nov. 1891), volbracht zijn studiën aan het college te Boom (1904-1910), het seminarie te Mechelen (1915-1918) en de universiteit te Leuven (1918-1920). Na van igio-1915 en 1920-1922 als leraar werkzaam te zijn geweest aan het seminarium te Mechelen, waar hij daarna ook metafysica en natuurlijke godsleer doceerde (1922-1927), werd hem in 1927 door de Leuvense Universiteit het eredoctoraat verleend in de theologie.

In dat jaar volgde zijn benoeming tot hoogleraar aan de Universiteit te Nijmegen om er onderwijs te geven in de godsdienstgeschiedenis, godsdienstwijsbegeerte, christelijke archaeologie (tot 1929) en, van 1945 af, wijsbegeerte der geschiedenis.Zijn wijsgerig standpunt is dat van het critisch realisme: de godsdienstwijsbegeerte is voor hem een onderzoek naar de diepste gronden van het concreet godsdienstig leven der mensheid, zoals dat uit de godsdienstgeschiedenis en de godsdienstpsychologie wordt gekend.

Bibl.: Methode of leerstelsel in de vergelijkende studie der godsdiensten (inaug. rede, 2 Jan. 1928); Inleiding tot de vergelijkende godsdienstwetenschap (1932), omgewerkt als Inl. tot de natuurlijke godsdienstwetenschap (1942); Godsdienstwijsbegeerte (1934); Inl. tot de godsdienstgeschiedenis (1935); De plaats der godsdienstwijsbeg. in de vergel. godsdienstwetenschap (rectoraatsrede, 1937); verder art. in Ons Geloof, Alg. Ned. Euch. Tijdschr., Ephem. Theol. Lov., Studia Gathol., Tijdschr. v. Philos., enz.

< >