Frans maarschalk (Rivesaltes, Oost-Pyreneeën, 12 Jan. 1852 - Parijs 3 Jan. 1931), de overwinnaar in de slag aan de Marne, kwam op jeugdige leeftijd op de Ecole Polytechnique, en begon zijn carrière als officier der genie. Hij doorliep snel de subalterne rangen en deed vele jaren dienst in de koloniën, o.a. in Tonkin. op Formosa en te Hanoi.
In de Soedan leidde hij de bouw van de spoorweg van Kayes naar de Niger. In 1894 nam hij deel aan het ontzet van de colonne Bonnier, bij welke gelegenheid het Franse gezag gevestigd werd in Timboektoe. In 1897 ging hij als kolonel naar Madagascar. In Frankrijk teruggekeerd, sloeg hij de richting in van strategie en hogere troepenleiding. In 1908 stond hij aan het hoofd van het 2de legerkorps, in 1910 werd hij benoemd tot lid van de „Conseil supérieure de Guerre”, in 1911 werd hij „Chef d’état major général” en als zodanig de aangewezen opperbevelhebber in oorlogstijd. In de drie jaren welke nog restten vóór het uitbreken van Wereldoorlog I werkte hij met kracht om de gebreken weg te nemen, welke het Franse leger aankleefden op het gebied van opleiding, tactische scholing en bewapening.
Reeds vóór de oorlog bleek dat vele generaals niet tegen de eisen van de moderne oorlog waren opgewassen. Dit kwam vooral aan het licht, toen in de dagen van 20 tot 25 Aug. 1914 de offensieve operaties in Lotharingen en elders op een mislukking uitliepen. Hij deinsde niet terug voor krachtige maatregelen: tal van generaals, o.w. zelfs twee legercommandanten, werden door anderen vervangen. In de gevaarvolle dagen, welke aan de slag aan de Marne voorafgingen, hield hij met ijzeren kalmte en zelfbeheersing de leiding in handen. Onder tal van moeilijkheden en tegenslagen bracht hij een hergroepering tot stand, om op het juiste tijdstip tot het algemeen offensief over te gaan, dat als „Slag aan de Marne” vereeuwigd is (6-11 Sept.). Op de terugtocht der Duitsers naar de Aisne volgde een verbitterde strijd op de westelijke vleugel en in Vlaanderen, waarna in Nov. een stabilisatie van de, tot de zeekust verlengde, fronten intrad, die het begin was van de beruchte loopgravenoorlog.
De teleurstelling wegens het vastlopen van het Somme-offensief in 1916 en moeilijkheden met de regering waren oorzaak dat hij 13 Dec. 1916 werd vervangen door Nivelle, de verdediger van Verdun. Op 26 Dec. 1916 kreeg hij de titel van maarschalk van Frankrijk, sinds 1871 niet meer verleend. In 1917 werd hem een zending naar Amerika en na de vrede een naar Japan opgedragen. Op 14 Juli 1919 reed hij met Foch aan het hoofd van de zegevierende troepen der Entente door de Arc de Triomphe te Parijs.Bibl.: La préparation de la guerre et la conduite des opérations (1920); Mémoires (van de voorgeschiedenis van de oorlog tot Dec. 1916).
Lit.: F. W. Halsey, Balfour, Viviani and J. (New York 1917); G. Hanotaux, J. (Paus 1920); Ch. Le Goffic, Les trois maréchaux: J., Foch, Pétain (Paris 1929); R. Benjamin, Le maréchal J. (1929), G.
Daille, J. et la guerre d’usure I915-’16 (Paris 1936); G. Duffour, J. et la guerre du mouvement 1914 (Paris 1937).