Braziliaans schrijver (Mecejana 1829-Rio de janeiro 1877), studeerde in de rechten en wijdde zich later aan de politiek en aan de letteren. Van 1868-1869 was hij minister van justitie.
Hij is vooral bekend geworden door zijn romans, die ten dele onderwerpen uit de Braziliaanse geschiedenis, ten dele het leven in de grote steden en op het land onder de Indianenstammen behandelen. Hij was een goed uitbeelder van de tropische natuur. Enkele zijner werken zijn in andere Europese talen vertaald. In zijn werken, die zich kenmerken zowel door een groot Brazilianisme als door hun oorspronkelijkheid, heeft hij veel bijgedragen tot verrijking van de Braziliaanse literatuur. Hij werd bekend bij het geletterde publiek door zijn vlijmende critiek op den dichter Goncalves de Magalhaes, die toen op het toppunt van zijn glorie stond. Deze critiek was geschreven in een serie brieven, getekend „Ig”. Daarna publiceerde hij zijn eerste roman O Guarani in vier dln (1857). Deze is tevens zijn meesterwerk en verwierf grote bekendheid, ook buiten Brazilië, want het werk is in verschillende landen vertaald. Daarna schreef hij verscheiden romans en novellen bijv. Cinco minutos en A Viwinha (beide uit 1860), As minas de prata (1862, 3 dln), Luciola (1862), Diva (1864), Iracéma (1865). Dit laatste werk is ook in het Duits en in het Engels vertaald en wordt als het meest Braziliaanse en enig in zijn soort beschouwd. Verder heeft hij geschreven: O gaucho (1870), A pata de gazela (1870), A Guerra dos mascatas, kronieken uit de tijden der kolonisatie (1871), Sonho de ouro (1872), Ubirajara en Til (beide 1875). Van dit laatste werk (4 dln) bestaat een Duitse vertaling. Na zijn dood is Encarnaçào nog gepubliceerd. Tot zijn bekendste toneelstukken behoren: Odemónio familiar; Verso e reversa ; Mae ; o Crédito en As asas de um anjo. Van zijn journalistieke arbeid dienen vooral te worden vermeld zijn Brieven van Erasmus (Cartas de Erasmo) geschreven tussen I8Ö5-’66 en gericht tot den keizer en het volk.Lit.: B. Costa, Le roman au Brésil (1918).