Nederlands toneelspeelster (Rotterdam 13 Apr. 1764 - ’s-Gravenhage 24 Apr. 1827), leerlinge van Marten Oorver, debuteerde in Rotterdam in 1777 als Iphigeneia in Aulis. Zij huwde in 1801 Bartholomeus Wilhelmus Henricus Ziesenis (Amsterdam 1768 -’s-Gravenhage 1820).
Zij trad in 1806 te Parijs op met Talma en Mad. Duchenois voor Hortense, echtgenote van Lodewijk Napoleon, en speelde in 18 n in de Amsterdamse Stadsschouwburg Phaedra met Talma als gast voor Napoleon en Marie-Louise, waarvoor Napoleon haar tot pensionnaire van het Théâtre Français benoemde met een jaargeld van frs 2000, dat na 1813 door koning Willem I werd bestendigd. Volgens Napoleon was zij de grootste actrice van Europa. Zij nam in 1815 afscheid van het Amsterdamse toneel, vestigde zich te ’s-Gravenhage, dat zij, na het overlijden van haar man in behoeftige omstandigheden verkerend, verliet voor Amsterdam, maar waarheen zij in 1825 terugkeerde. Zij was een groot tragédienne.Lit.: M. Siegenbeek, Wattier Ziesenis, eerste tooneelkunstenaresse v. Nederland (Haarlem 1828); A. v. Halmael Jr., Bijdr. t. d. Gesch. v. h. Tooneel (Leeuwarden 1840); Joh.s Hilman, Ons Tooneel (Amsterdam 1879); P.
J. v. Eldik Thieme, J. G. W., in: Eigen Haard 1921; J. A. Worp, Gesch. v. d.
A’d. Schouwburg 1496-1772 (Amsterdam 1920).