Madame (Montargis 13 Apr. 1648 - Dizier bij Blois 9 Juni 1717), was nog geen zestien jaar toen ze trouwde, doch haar huwelijk was verre van gelukkig. In 1676 reeds weduwe geworden, liet zij de verdere opvoeding van haar vier kinderen over aan de familie van haar man om zich volkomen aan de beschouwing te kunnen wijden.
In 1686 verhuisde zij naar Parijs en maakte er met veel bijval propaganda voor het qniétisme, waarvoor ze ook meermalen werd gevangen gezet. Fénélon stond aan haar kant, Bossuet was haar grote bestrijder. Vanaf 1703 woonde zij ten huize van haar dochter te Blois. Aan haar rechtzinnigheid werd over het algemeen toch niet getwijfeld.Bibi.: Van Mme G.’s talrijke boeken (40 dln), zijn de voornaamste: Moyen court et très facile pour l’oraison (1685) en: Les Torrents spirituels (1704). Ook de correspondentie is omvangrijk: Lettres chrétiennes et spirituelles de Mme G. p.p. Dutout-Mambrini 1767-1768 (5 dln); herdr. d. Ritter (1892) ; verm. herdr. d. Masson, in: Fénelon et Mme G.; Œuvres complètes (40 dln, Paris 1790).
Lit.: Bossuet, Instruction sur les états d’oraison (1697); Idem, Relation sur le quiétisme (1698); Idem, Instruction sur les états d’oraison, 2e traité, p.p. Lévesque (1897); alle drie tegen het quiétisme; Guerrier, Mme G., sa vie, sa doctrine et son influence (Orléans 1881) ; Griselle, Le Quiétisme, lettres inédites du frère de Bossuet, in: Et. C. J. (1902); Masson, Fénelon et Mme G. (Paris 1907) ; H. Delacroix, Etudes d’hist. et de psychol. du mysticisme (1908); H. v. Redern, Die Geschichte einer Seele (1908); W.
J. Aalders, Mad. G. (Baam 1914); E. Seillière, Du quiétisme au socialisme romantique (1925) ; M. Langlois, Pages nouv. p. servir à l’étude des origines du quiétisme avant 1694 (1934).
