Frans schrijver (Angoulême 1594 -Balzac, Charente 18 Febr. 1654), wist door vlijtige beoefening van de geschriften der Ouden aan zijn moedertaal een buitengewone sierlijkheid en duidelijkheid te geven. Op 20-jarige leeftijd maakte hij een reis door Holland.
Toen hij in 1622, na een verblijf in Italië, naar Parijs terugkeerde, kwam hij weldra in aanraking met allerlei hooggeplaatste personen, onder wie ook Richelieu. Zijn eerste verzameling brieven (1624), die hij schreef in de redenaarstrant van Cicero en Seneca, had een buitengewoon succes. Evenals Malherbe in de dichtkunst, heeft Balzac in het proza een ware omwenteling teweeggebracht. Hij werd lid van de Académie Française bij de oprichting er van in 1634. Hij schreef, behalve zijn brieven, didactische verhandelingen, als Le Prince (1631), Le Socrate chrétien (1652), een soort van geleerde en hoogdravende beschouwing over de voortreffelijkheid der moraal en van de godsdienst. Na zijn dood werden nog uitgegeven Les Entretiens (1657) en L’Aristippe (1658), dat als zijn meesterwerk beschouwd wordt en dat hij zelf boven al zijn andere geschriften stelde.
Verder heeft hij nog geschreven de satire Le Barbon (1648). een aantal Latijnse verzen onder de titel: Tres libri carminum (1650), een menigte verhandelingen enz. Zijn gezamenlijke werken zijn uitgegeven te Parijs in 1665 (2 dln) (in 1854 de Œuvres choisies, 2 vol.). Critische uitgave van Les premières lettres, 2 dln (Paris 1933-’34).Lit.: H. Vogler, Die literaturgeschichtl. Kenntnisse und Urteile des J. L. Guez de B. (1906); J. Declareuil, Les idées politiques de G. de B. (1908I; J.
B. Sabrié, Idées religieuses de G. de B. (1913); Gust. Cohen, Ecrivains français en Hollande; G. Guillaumie, J. L. G. de B. et la prose française (1927).