is een vorm van „algemeen kiesrecht”, die, uitgaande van de organische gedachte, dat het volk niet als een optelsom van op een bepaald territoir levende individuen is te beschouwen, doch veeleer uit gezinnen is opgebouwd, in tegenstelling staat tot het algemene individuele kiesrecht. Noch bij de herziening van 1917, noch bij die van 1922 is het huismanskiesrecht in de Nederlandse Grondwet opgenomen.
Lit.: P. A. Diepenhorst, Onze strijd in de Staten-Generaal II (1929).