is het algemeen gebruikelijke woord voor een naamloze vennootschap, die het houden van effecten, veelal aandelen, in één of meer andere ondernemingen als hoofddoel of enig doel heeft.
De ontwikkeling van het effectenwezen maakte het, noodzakelijkerwijs, mogelijk, dat personen of instellingen buiten de kring ener naamloze vennootschap aandelen of obligaties van de betreffende onderneming kochten en op deze wijze geïnteresseerd werden in het wel en wee van de onderneming. Deze interesse kan verschillende motieven hebben. Eén motief is, dat de geldgever een zo goed mogelijke belegging voor zijn gelden tracht te vinden. Een ander, dat men door het verwerven van voldoende aandelen met stemrecht een beslissende invloed in de onderneming tracht te krijgen. Indien zodanige invloed wordt verworven door een andere vennootschap, dan spreekt men van een holding Company, welke machtsconcentratie als kenmerk heeft. Veelal, met name in goede tijden, wanneer de „gewone” aandeelhouders weinig de vergaderingen van aandeelhouders bezoeken, is het hiervoor niet noodzakelijk de meerderheid van de stemmen te hebben.
In de practijk kan dan een bezit van 30 à 40 pct van de aandelen met stemrecht voor de uitoefening van de macht voldoende zijn. Dit betekent, dat met een betrekkelijk klein kapitaal een beslissende invloed kan worden verkregen op grote belangen. De mogelijkheden hiertoe worden nog vergroot doordat men verschillende holding Companies inéén kan doen grijpen, waarbij buitenstaanders telkens weer een deel van het kapitaal fourneren.
De holding Company in deze vorm is in de jaren tachtig in de V.S. ontstaan. De ondernemingen zochten naar mogelijkheden om de onderlinge concurrentie te beperken. Men meende — nadat reeds na de hevige depressie van 1873 luide geageerd was tegen combinatievorming — ca 1880 een oplossing gevonden te hebben in de trust, waarbij de aandelen bij de „board of trustees”, tegen afgifte van certificaten, werden gedeponeerd. Op grond van de Sherman Act van 1890, waarbij alle handelingen die „in restraint of trade or monopolised” waren, verboden konden worden, was de trustvorm onhoudbaar geworden. Hierna ontstond de holding company, welker bestaan met recht mogelijk werd toen de staat New Jersey verklaarde dat naamloze vennootschappen met als doel het houden van effecten in andere maatschappijen daar opgericht mochten worden. In 1899 ontstond de Standard Oil Co of New Jersey, gevolgd door vele andere, zoals de United States Steel Corporation.
Het houden van effecten door een onderneming kan ook andere doeleinden hebben dan machtsconcentratie. Er zijn kleine beleggers, die willen deelnemen in ondernemingen, maar dit slechts in beperkte mate kunnen doen, waardoor deze vorm van belegging voor hen te riskant wordt. Zij kunnen een dankbaar gebruik maken van instellingen, die deze gelden opvangen en „in het groot” in andere ondernemingen beleggen, waarbij deze instellingen voor de vereiste risicoverdeling kunnen zorgdragen. Dit zijn de zgn. investmenttrusts, welke volgens het Nederlandse spraakgebruik echter veelal niet onder de holding companies worden gerangschikt. Een ander doel is bijv. het weren van buitenlandse invloed in een bedrijf.
De holding company behoeft zich niet te beperken tot het houden van effecten. Zij kan ook een eigen bedrijf uitoefenen, in welk geval men wel spreekt van de gemengde holding company. In het andere geval kan men spreken van de zuivere holding company.
Voorbeelden van holding companies in NEDERLAND zijn de Nederlandsche Scheepvaart Unie (de holding company van de aandelen Stoomvaart Maatschappij „Nederland”, Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en Koninklijke Paketvaart Maatschappij) en de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij (Koninklijke).
G. VAN DEN BERG
Voorbeelden van holding companies in BELGIË zijn de Société Générale de Belgique, Brufina (Société de Bruxelles pour la finance et l’industrie), Cofinindus (Compagnie financière et industrielle) en Sofina (Société financière de transports et d’entreprises industrielles).
De holding company neemt in Luxemburg een bijzondere plaats in omdat dit land, evenals Lichtenstein en Zwitserland, een uitvoerige wet (van 31 Juli 1929) voor deze ondernemingsvormen kent.