heten, waarschijnlijk eerst sedert het begin der 15de eeuw, twee partijen die van het midden der 14de tot het einde der 15de eeuw in Holland en Zeeland tegenover elkaar hebben gestaan. Noch de oorsprong dezer partijen, noch vooral hun in de loop des tijds wisselend karakter en zich wijzigende samenstelling, noch ook hun namen zijn tot dusver volledig verklaard.
Oppositie tegen het landsheerlijke gezag en tegen de bovendrijvende factie in de steden heeft voortdurend een grote rol gespeeld, maar een verklaring der twisten alleen uit politieke en economische oorzaken gaat niet volkomen en niet steeds op. Tal van veten hebben zich in de partijen gekristalliseerd; de „partiscap” was een algemeen laatmiddeleeuws verschijnsel, dat niet altijd redelijk gefundeerd was. De scheidingslijnen, telkens veranderend, liepen door standen en klassen heen. Enkele adellijke geslachten, zoals de Egmonds en de Arkels, waren constant Kabeljauws, andere Hoeks, zoals de Brederodes. De strijd ontbrandde na het sneuvelen van graaf Willem IV in 1345 (z Holland (1), graafschap).Bij het verdrag van Delft (1428) werd het gebruik van de namen Hoek en Kabeljauw verboden, maar latere herhalingen van dit verbod zijn reeds een aanwijzing dat de verzoenende Bourgondische politiek, ingeleid door Philips* de Goede, niet volledig was geslaagd.
Na 1492 verdwijnen de partijnamen uit de geschiedenis.
Lit.: J. C. de Jonge, Verhandeling over den oorsprong der Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten (1817); P. J. Blok, De eerste regeeringsjaren van hertog Albrecht van Beieren (in: Bijdr. Vad. Gesch., 3de reeks II, 1885, blz. 246 vlg.); S.
Muller Fz., in: Versl. v. d. Algem. Vergadering v. h. Prov. Utr. Genootsch. 1899, blz. 42 vlg.; H.
J. Smit, De opkomst van den handel van Amsterdam (1914), blz. 75 vlg., 179 vlg., 316 vlg.; J. F. Niermeyer, Dordrecht als handelsstad in de tweede helft der 14de eeuw (in: Bijdr. Vad. Gesch., 8ste reeks III, 1942, en IV, 1943); P.J.
Blok, Gesch. eener Holl. stad II (1912), blz. 73 vlg.; D. Th. Enklaar, De partijnaam Kabeljauw (in: Tijdschr. v. Gesch. LIII, 1938, blz. 45 vlg).
HOEKSCHE WAARD
is een der Zuidhollandse delta-eilanden, ingesloten door het Hollandsch Diep, het Vuile Gat, het Haringvliet, Spui, Oude Maas en Dordtsche Kil. Het westelijk deel heet ook wel Beierland, een naam die soms voor het hele eiland wordt gebruikt. Het eiland beslaat een oppervlakte van 290 km2 en bezit een vruchtbare kleibodem, die voor landbouw gebruikt wordt (tarwe, vlas, suikerbieten, koolzaad enz.). In het noordelijk deel is veel tuinbouw. De industrie omvat een tweetal suikerfabrieken en talrijke vlasserijen. Het is in economisch opzicht voor het grootste deel op Rotterdam georiënteerd; het O. ten dele ook op Dordrecht. Oud-Beierland vormt het centrum van dit gebied.
Lit.: H. J. Zuylen, Streekvervoer en haar verzorgende functie (1946, behandelt voor een belangrijk deel de Hoeksche Waard).