(of Hindoekoh, in de Oudheid de Indische Kaukasus en Paropamisus of Paropanisus genoemd), bergketen in het N.O. van Afghanistan, verbindt het hoogland van Centraal- met dat van West-Azië. Als oostelijk beginpunt wordt de 6170 m hoge Koend aangenomen, als westelijk eindpunt de Koh-i-Baba (5143 m), niet ver van de bronnen van de Hilmend.
Zijn gemiddelde hoogte wordt op 4500 m, de Tiratsjmir op 7750 m geschat. Enige moeilijk begaanbare tot 3000 m hoge passen leiden van Kaboel naar de bovenloop van de Amoe; de sneeuwgrens ligt 4200 m hoog. De bekendste zijn de zes Bamianpassen, waarvan slechts een 3715 m) voor karrenvervoer geschikt is.Lit.: L. M. P. d’Orléans, A Travers l’Hindo-Kusch (1906); L. J. Thomas, Beyond the Khyber Pass (1925); A. Scheibe, Deutsche im Hindukusch.
Bericht d. Deutschen Hindukusch-Expedition 1935 (Berlin 1937); A. Herrlich, Land des Lichtes. Deutsche Kundfahrt zu unbekannten Völkem im Hindukusch (München 1938).
