klassiek philoloog (Weilburg a.d. Lahn 23 Oct. 1834 - Bonn 21 Oct. 1905), werd leraar aan het gymnasium te Berlijn in 1858, buitengewoon hoogleraar te Bern 1861, gewoon hoogleraar te Greifswald 1863 en was als zodanig werkzaam te Bonn 1866-1902.
Hij was leider (met F. Bücheier) van de Bonner school in de laatste decennia der 19de eeuw. Niet alleen dat zijn werkzaamheid de meest uiteenlopende onderwerpen der klassieke philologie bestreek, maar hij bestudeerde ook de grondslagen der mythologie en werd een der grondleggers van de vergelijkende godsdienstwetenschap. Hij stichtte het Archiv für Religionswissenschaft (1896 vlgg.).Bibi.: Das Weihnachtsfest (Bonn 1889, 2de dr. 1911); Götternamen (Bonn 1896, 2de dr. 1929); Sintflutsagen (Bonn 1899); Sonderbare Heilige, I. Der Hl. Tychon (Leipzig 1907); Vorträge u. Aufsätze (Leipzig 1907, 2de dr. 1907); Kleine Schriften, 4 dln (Leipzig I912-’14). Uitg.: Epicurea (Lipsiae 1887), Dionysii Halicarnasei Opuscula, ed. H.U. et L. Rademacher, 2 dln (Lipsiae 1899-1904). Brieven: U. und Wilamowitz, ein Briefwechsel 1870-1905, hrsg. v. H. Dieterich u. F. v. Hiller (Leipzig 1934)-
Lit.: Jahresber. d. Klass. philol. Vereins, Beil. (Bonn 1898); Ed. Schwartz, H.U., in: Nachr. d. Gott. Ges. der Wiss. LXXXII (1906); L. Deubner, H. U., in: Biogr. Jahrb. f. Altertumswiss. XXXI (1908); Ed. Schwartz, Gesamm. Schriften I (1938) S. 301-316.
