markies van Londonderry, Engels staatsman (Mount Stewart 18 Juni 1769 - North Gray Farm, Kent, 12 Aug. 1822), was afkomstig uit Ulster. In 1793 werd hij lid van het Ierse Parlement en in 1797 eerste secretaris van Ierland.
Hij was voorstander van de Engels-Protestantse overheersing in Ierland en ging hierin met Pitt in alle gestrengheid mee; hij heeft dan ook na de Ierse opstand (1798) meegewerkt aan de unie, d.w.z. de annexatie, van Ierland bij Engeland. Maar evenals Pitt wilde hij daarbij de Katholieken in Ierland emanciperen en trad dan ook met deze in 1801 af, toen George III aan de Testact vasthield. In het Parlement te Westminster, waar hij sinds 1801 Ulster mede-vertegenwoordigde, toonde hij zich een ijverig voorstander van de oorlog met Frankrijk en tegenstander der Liberalen. Dank zij zijn vriendschap met Pitt bekleedde hij vele hoge ambten: voorzitter van de Board of Control (voor het toezicht op het bestuur der Oostind.
Comp.) in 1805 minister van Oorlog en Koloniën. In 1806 afgetreden, werd hij in 1807 opnieuw minister (met Canning en Liverpool) en trachtte met kracht de strijd tegen Napoleon voor te zetten. De mislukte expeditie tegen Antwerpen (landing in Zeeland) in 1809 was aanleiding tot ernstige onenigheid met Canning, die hem verweet, dat hij deze expeditie had doorgedreven en hem nu dus voor de mislukking aansprakelijk stelde.Dit leidde tot een duel, waarna beiden aftraden. In 1812 werd hij echter weer minister van Buitenlandse Zaken en leider van het Lagerhuis, in welke dubbele functie hij tot zijn dood feitelijk de Engelse regering leidde (Lord Liverpool was eerste minister). Hij behoorde tot de meest conservatieve Tories, die, in overeenstemming met George III en IV, alle hervormingen tegenhielden, terwijl de crisis en de steeds slechter wordende arbeiderstoestanden deze steeds noodzakelijker maakten. Maar, als gewoonlijk bij conservatieven, was Castlereagh’s aandacht uitsluitend op de buitenlandse politiek gericht, opgevoed als hij was in haat tegen Frankrijk.
In deze is hij zonder twijfel krachtig opgetreden, steeds ijverend voor het instandhouden van de coalitie tegen Frankrijk, dat echter zijns inziens niet te veel vernederd moest worden, terwijl hij ook, als elke Engelsman van die dagen, geen ingrijpen wilde in de binnenlandse zaken van een der vastelandsstaten. Hij was de leider der Geallieerden bij de onderhandelingen met Napoleon te Chatillon en bewerkte het verdrag van Chaumont (1 Mrt 1814), waarin de mogendheden overeenkwamen samen te blijven werken. Tegen Napoleon wilde hij de hardste maatregelen, was daarom tegen zijn verbanning naar Elba en kreeg zijn zin na de „Honderd dagen”: de keizer werd op St Helena opgesloten. Op het Wener Congres ontwikkelde hij buitengewone diplomatieke kwaliteiten.
Oostenrijk en Frankrijk uitspelend tegen de op militaire heerschappij beluste Pruisen en Rusland. Over deze zgn. bescherming van Frankrijk werden hem in Engeland ernstige verwijten gedaan, doch met de terugkeer van Napoleon kreeg hij gelijk. Hij was na 1815 een tegenstander van de Heilige Alliantie, maar wilde vasthouden aan de Grote Alliantie, mits deze niet door Metternich gebruikt werd als revolutie-onderdrukkingsmiddel. Daarom trok Engeland zich na het Congres van Aken terug, doch op het Congres van Troppau vertegenwoordigde hij Groot-Brittannië weer met dezelfde principes; hier was hij echter wel te vinden voor een ingrijpen van Oostenrijk, niet tegen het liberalisme, maar omdat de belangen van Oostenrijk in Italië door de revolutie geschaad waren.
Zo had hij dan ook reeds aangegeven, dat inzake Spanje Engeland zich tegen interventie moest verklaren. Hijzelf heeft dit door zijn dood niet verdedigd. Reeds was hij zeer impopulair door zijn conservatisme (ook het bloedbad van Peterloo was zijn werk, tegenover de meer gematigde inzichten van Brougham en Canning); dit werd versterkt door zijn houding in het proces van George IV en Caroline. Bovendien was hij overwerkt en in zeer nerveuze toestand.
Uit dit alles is zijn zelfmoord, op 12 Aug. 1822, te verklaren. DR H. A. ENNO VAN GELDER
Bibl., Iit.: C. K. Webster, The foreign policy of Castlereagh, 2 dln, 1812-’15 en 1815-’22 (1934); Correspondence, despatches and other papers of L. C., uitgeg. door Ch.
W. Vane, markies van Londonderry (12 dln, 1852-1853); Sir Arch. Alison, Biography of L. C. (3 dln, 1861); Sir J.
A. R. Marriott, C. (1936, new ed. 1940).