(1) graaf (1803), bisschop van Blois (1792), Frans politicus (Vého, bij Lunéville, 4 Dec. 1750 Auteuil, bij Parijs, 28 Mei 1831), ontving in 1774 de priesterwijding en was afgevaardigde voor de geestelijkheid in de Nationale Vergadering, legde op 2 Jan. 1791 als eerste de eed op de „Constitution civile” af en stemde als lid van de Nationale Conventie wel voor de bestraffing maar niet voor de dood van Lodewijk XVI. Hij verzette zich tegen het atheïstisch drijven der Hébertisten; op 21 Dec. 1794 hield hij in de Conventie zijn beroemde rede voor godsdienstige verdraagzaamheid en de grondwaarheden van het Christendom.
Grégoire is als het hoofd te beschouwen van de zgn. constitutionele kerk en aanhanger van een soort Katholicisme met sterke gallicaanse inslag. Onder het Directoire was hij twee keer lid van de Raad van Vijfhonderd, onder het keizerrijk tegen de zin van Napoleon lid van de Senaat. In 1819 verwekte zijn verkiezing als lid van de Kamer van Afgevaardigden door het Departement van de Isère beroering in reactionnaire en cléricale kringen.Bibl. : Histoire des sectes religieuses (2 dln, 1814, 2de dr. in 6 dln I828-’4S) ; Essai historique sur la liberté de l’église gallicane (1818, 2de dr., 1826); Mémoires (ed. H. Carnot, 2 dln, 1837-40).
Lit.: H. Carnot, Un évêque républicain,G. (1882) ; Maggiolo, La vie et les œuvres de l’abbé G. (1885) ; A. Pouget, Les idées religieuses et reformatrices de l’évêque constitutionnel G. (1905); A. Mathiez, La révolution et l’Eglise (1910); Th.
Allermann, Die vôlkerrechtliche Ideen des Abbé G., diss. Bonn (1912); P. Feenstra Jr, De godsdienst en de Fransche revolutie (1929); J. Fild, L’abbé G. (Paris 1946).
(2) (Clément Gustave) Belgisch Helle-nist, Byzantinist en politicus (Huy 21 Mrt 1881), is hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Brussel. Hij heeft de faculteit der letteren aan de universiteit te Cairo opgericht, waarvan hij van 19251928 voorzitter was. Sedert 1930 is hij vicepresident van het Institut de Philologie et d’Histoire orientale te Brussel. Vooral is hij bekend door zijn studies over het Byzantijnse epos, over het ontstaan van het Nibelungen-epos en over de geschiedenis van Constantijn.
Hij heeft te Brussel met J. Pirenne een internationaal centrum van Byzantijnse studie ingericht in het kader van het Institut oriental.
Bibl. (voorn. werken): Studia Pontica. Recueil des inscriptions grecques et latines du Pont et de l’Arménie (3 dln, 1910) in samenwerking met J. G. G.
Andersen en Fr. Cumont; Les Perles de la poésie slave (1918); Recueil des inscriptions grecques chrétiennes d’Asie Mineure (1922); La Slavistique et les études orientales à l’Université de Bruxelles (1932); Mare le Diacre. Vie de Porphyre, évêque de Gaza (1930), vertaald in samenwerking met A. Kugener.
Grégoire is uitgever van verschillende tragedies van Euripides (1923 v.), en oprichter en mederedacteur van het literaire en politieke tijdschrift Le Flambeau (sedert 1918) en eveneens van l’Antiquité classique (sedert 1932).
Lit.:. Mélanges H. G. Avec une biographie p. R.
Goossens (Bruxelles 1949, Annuaire de l’Ind. de phil. et d’hist. oriënt, et slaves (de l’) Univ. libre de Brux., no 9).