Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Hendrik GOEMAN BORGESIUS

betekenis & definitie

Nederlands staatsman (Slochteren 4 Jan. 1847 17 Jan. 1917), ontving zijn opleiding aan de Latijnse school te Ootmarsum, studeerde en promoveerde te Groningen in de rechten en werd in 1868 leraar in de staathuishoudkunde enz. aan de H.B.S. te Sneek. In 1870 aanvaardde hij een gelijke betrekking te Arnhem, maar verwisselde haar reeds in 1871 voor die van hoofdredacteur van het dagblad Het Vaderland te ’s-Gravenhage.

Als zodanig trad hij af, toen hij in Oct. 1877 gekozen werd tot lid van de Tweede Kamer, wat hij bleef tot zijn dood toe. In 1913 werd hij tot voorzitter der Kamer gekozen, en driemaal herkozen. Gedurende de jaren 1897-1901 was hij minister van Binnenlandse Zaken in het ministerie-Pierson-Goeman Borgesius, en in 1905 trad hij, na het aftreden van het ministerie-Kuyper, als kabinetsformateur op, zonder echter in het nieuwe ministerie (De Meester) zitting te nemen. Hij behoorde, hoewel voortgekomen uit een orthodox gezin, tot de vooruitstrevende liberalen en was dan ook jarenlang voorzitter van de Liberale Unie, terwijl hij in 1913 veel heeft bijgedragen tot de vorming der Concentratie van alle vooruitstrevende vrijzinnigen.

Dat hij werkelijk vooruitstrevend was, toonde hij al in 1886, toen door zijn initiatief de wetten op de kinderarbeid werden uitgebreid, nog meer toen hij als minister de leerplichtwet en de woningen gezondheidswetten deed aannemen. Hij ijverde ook krachtig tegen drankmisbruik als voorzitter van de Volksbond, voor het volksonderwijs (neutraal en openbaar) en in het bijzonder voor de coöperatie. In zijn laatste levensjaren werd hij nog een warm pleitbezorger voor de vredesbeweging.Bibl.: Schulze Delitsch en zijn credietvereenigingen (1871); De voorschotbanken (1873); De rechtspersoonlijkheid der coöperatieve vereenigingen in Nederland (1873) 5 De coöperatiewet en hare toepassing (1874); De Nederlandsche Drankwet (1881) en Drankbestrijding en Drankwet (1882).

Lit.: H. Ch. G. J. v. d.

Mandere, G. B., in: Mannen en vrouwen van betekenis (1912).

< >