Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Hendrik FAGEL

betekenis & definitie

baron (Amsterdam 21 Mrt 1765 - ’s-Hage 22 Mrt 1838), zoon van François Fagel en Anna Maria Boreel, studeerde te Leiden rechten, werd in 1787 aan zijn grootvader als adjunct-griffier van de Staten-Generaal toegevoegd, om hem in 1790 op te volgen. Ook Hendrik Fagel behoort tot de kring van François Hemsterhuis.

In 1788 reisde hij naar Engeland tot afsluiting van het garantieverdrag. Eveneens werd hij in 1794 belast met een buitengewoon gezantschap te Londen ten einde de Engelse regering er van te overtuigen, dat de Republiek met Frankrijk onderhandelingen móést beginnen. William Pitt weigerde echter de argumentatie te aanvaarden. Fagel is niet meer naar Nederland teruggekeerd, wijl inmiddels de Franse legers de Republiek waren binnengedrongen. Bij de Bataafse omwenteling (z Bataafse Republiek) werden Fagel’s bezittingen in beslag genomen, totdat hij zich in persoon verantwoord zou hebben. Hij weigerde echter naar Nederland te reizen en bleef trouw aan de stadhouder Willem V. Tot 1813 is hij, behoudens een verblijf te Hamburg en in Zwitserland, in Engeland gebleven, waar hij zich in 1804 zelfs liet naturaliseren. Hij werd belast met het toezicht op de opvoeding van de jeugdige erfprins, de latere koning Willem II, met wie hij in 1813 naar het vaderland terugkeerde. De souvereine vorst, Willem I, verhief hem, evenals zijn broeders, in de adelstand met de titel van baron en benoemde hem tot gezant (1813-1824) bij de Britse regering. Daarna was hij lid van Gedeputeerde Staten van Holland en van de Raad van State en voerde de titel van minister van Staat.PROF. DR L. G. J. VERBERNE

Lit.: H. T. Colenbrander, Het Archief-Fagel en de geschiedenis van het Oranjehuis van 1806-1813 (iu: Je Maintiendrai II, 1906).

[i]

< >