Zweeds godgeleerde (Ljungby 15 Mei 1879), docent voor de encyclopaedie der theologie te Uppsala 1907, voor dogmatiek 1910; hoogleraar voor systematische theologie (Lund 1913-1933); dr theol. (1915), is bisschop van Strängnäs sinds 1933. Het werk van Aulén op het gebied van dogmengeschiedenis en dogmatiek is gekenmerkt door het zoeken van de zakelijke inhoud achter de historische formulering, die hij critisch, maar positief ten opzichte van de evangelische inhoud behandelt.
„Onze theologie moet positiever worden dan de oude (19de-eeuwse, Ritschliaanse) en radicaler dan de nieuwe” (van het begin van de 20ste eeuw). Openbaring en geloof zijn correlaat; openbaring is altijd openbaring van heiligheid, altijd Godsopenbaring. Geloof is uitdrukking voor de christelijke verhouding tot God en openbaring is de vorm voor Gods onmiddellijke omgang met de ziel; zij is daarom actief, direct, heeft dynamisch-dramatisch en zeker niet evolutionistisch karakter. Hierom moet zij in haar geheel, niet mechanisch gedeeld als een complex van dogmatische en intellectuele waarheden, worden gezien. Aulén spreekt op deze basis gaarne van geloofswetenschap en wel van een sterk theocentrische geloofstheologie. Het dynamisch-dramatisch karakter der openbaring vermocht hij in het bijzonder in de verzoeningsleer aan het licht te brengen.
Zijn hoofdwerken zijn: Dogmhistoria (Stockholm 1917); Ett nytt teoligiskt program: modern positiv teologi (Bibelfoskaren, Jrg. 25, 1908, blz. 329-353); Den kristna gudsbilden genom seklerna och i nutiden, 2de dr. (Stockholm 1941). J. Henzel vertaalde de navolgende werken: Ons algemeen Christelijk geloof (Amsterdam 1917); Vragen aangaande Christus (Baarn 1924); De ziel van het Christendom, met inleiding van M. van Rhijn (Amsterdam 1926); Het Christelijk Godsbeeld (Amsterdam 1929); De Christelijke verzoeningsgedachte (Amsterdam 1931). Prof. Aulén neemt een belangrijke plaats in de Oecumenische Beweging in en is voorzitter van de eerste afdeling van de vergadering dier Beweging die in 1948 te Amsterdam staat te worden gehouden.
Lit.: Th. L. Haitjema, De theologie van G. A. in: Onder Eigen Vaandel, III (1928), 111-127.