Zuidned. priester en schrijver (Antwerpen 18 Mrt 1590 - 24 Oct. 1669), werd in 1627 pastoor van de St Jorisparochie en in 1642 kanunnik-graduaal van de O.L. Vrouwkerk in zijn geboortestad.
Tussen 1630 en 1638 stelde hij scherpe polemische geschriften tegen de protestanten, vnl. tegen de Calvinisten, op. In 1645 gaf hij een bundeltje geestelijke liederen uit: Den Gheestelijcken Leeuwercker, waarin vooral de Maria-liederen ontroeren door hun innige en warme gevoelstoon. Als voorbereiding op de bewerking van een „Nederduytse Bijbel”, schreef hij in 1657 zijn Niuwe noodeliicke Ortographie, een poging tot vereenvoudiging van de spelling, gegrond op de uitspraak van het Antwerps dialect.PROF. DR E. ROMBAUTS
Lit.: C. G. N. de Vooys, De Nw. Taalgids XXII (1928);
L. Goemans, in Donum natalicium Schrijnen (1929).
