Italiaans letterkundige (Macerata 9 Oct. 1663 - Rome 8 Mrt 1728), stichtte in 1690 te Rome, samen met Gian Vincenzo Gravina, de dichtacademie der Arcadia (z academie, Italië: Arcadia), waarvan hij 38 jaren lang „custode generale” of wel president was. Hij had rechten gestudeerd, zich te Rome geheel aan de letteren gewijd en werd door paus Clemens XI eerst tot kanunnik, later tot aartspriester van de kerk S.
Maria in Cosmedin benoemd, waarvan hij in 1715 de geschiedenis publiceerde. Zijn kunstwerken (Elvio, 1695; Rime, 1695, de herdersroman Arcadia, 1709) hebben weinig waarde. Belangrijker is hij als criticus. In 1698 verscheen zijn Istoria della volgar poesia, de eerste poging om een algemene geschiedenis der Italiaanse poëzie te schrijven; in 1700 La bellezza della volgar poesia (in dialoogvorm); van 1702-’11 Commentari intorno alla storia della volgar poesia.Lit.: I. Carini, L’Arcadia dal 1690 al 1890, vol. 1 (Roma 1891); E. Portal, L’Arcadia (Palermo 1925).