Fra, Italiaans dichter, Franciscaner monnik (Verona, 2de helft 13de eeuw), behoort met Uguccione da Lodi, Girardo Patecchio en Bonvesin da Riva tot die vroege Noord-Italianen, waarschijnlijk allen van geestelijke stand, die op prediktoon het volk de heilsleer voorhouden, tegen goddeloosheid en slechte wandel waarschuwen, en die, om daarbij meer effect te hebben, schrijven in het reeds de eenheidstaal aankondigende dialect, dat destijds in de gehele Po-delta met geringe varianten werd gesproken, zonder zich daarbij volledig aan de Provençaalse, Franse en Latijnse invloed te onttrekken. Giacomino is als dichter zeker de mindere van een Bonvesin, maar hij deed een zeer gelukkige greep met de keus van zijn stof.
In twee gedichten, in alexandrijnen, waarvan er steeds vier door één rijm zijn gebonden, schildert hij voor het eerst in de volkstaal het „hemelse Jeruzalem” (De Hierosolyma coelesti) en de „helse stad Babylon” (De Babylonia civitate infernali), d.w.z. paradijs en hel, schier onuitputtelijke stoffen voor zijn tijd, uiterst effectief op zijn hoorders. Vooral zijn heilsbeschrijving, in drastische kleuren, waarin de rauwe volkstoon telkens naar voren komt en bijwijlen grotesk werkt, doet „echt” aan. Van een duidelijke ruimtelijke voorstelling van de hel en een scheiding der diverse straffen als bij Dante is nog geen sprake. Waarschijnlijk is van Giacomino ook een Atrovare (gedicht), waarin een verdoemde aan een vriend vagevuur en hel beschrijft, voorts nog enige andere gedichten in hetzelfde handschrift: Dell’ amore di Gesù, Del giudizio universale en Lodi della Vergine, met een reeks gebeden aan God, Christus en de Drieëenheid, alle (op twee gebeden in alexandrijnen na) in hendecasyllaben.MR H. VAN DEN BERGH
Teksten: bij E. Monaci, Crestomazia ital. die primi secoli (dl 1 Città di Castello 1889, dl 2 ibid. 1897, met bibliogr.), en in C. Guerrieri Crocetti, La lirica predantesca (Firenze 1925). De gedichten van G. de V. crit. uitg. m. inl. en aantek. d.
E. I. May (Firenze 1930).
Lit.: C. Avogadro, L’opera di G. d. V. (Verona 1901); E. Barana, La Gerusalemme celeste e la Babilonia infernale di G. d.
V. (Verona 1921); E. J. May, The Gerusalemme celeste and the Babilonia inf. (Florence 1930).