of venerische ziekten zijn besmettelijke ziekten, die in de regel door geslachtsverkeer worden overgebracht. Dit geldt ten minste voor landen, waar behoorlijke hygiënische toestanden heersen.
In streken, waar de lichamelijke hygiëne veel te wensen overlaat en waar de woningtoestanden slecht zijn, komt besmetting zonder sexueel contact veelvuldig voor. Tijdens Wereldoorlog II waren ook in Nederland niet-venerische besmettingen geen grote uitzondering, hetgeen vnl. te wijten was aan zeep- en textielgebrek, alsmede woningnood. In normale tijden is deze wijze van besmetting zeldzaam. Men kent 5 geslachtsziekten:1. syphilis of lues (venerea) ook wel harde sjanker genoemd, hoewel dit laatste slechts de benaming van een bepaald stadium der ziekte betekent.
2. ulcus molle, zachte sjanker of helcosis venerea.
3. gonorrhoe of druiper.
4. ziekte van Nicolas en Favre of lymphogramiomatosis inguinalis subacuta. De laatste tijd wordt deze ziekte meestal als lympkopathia venerea aangeduid.
5. granuloma venereum.
Geslachtsziekten zijn een ernstig gevaar voor de volksgezondheid:
1. door hun besmettelijkheid;
2. door de ernstige gevolgen nog jaren na de infectie, niet alleen voor de betrokkene zelf doch ook voor het nageslacht. Dit geldt vooral voor de syphilis.
De geslachtsziekten worden door zeer verschillende ziekteverwekkers veroorzaakt. De symptomen verschillen onderling dan ook sterk. Het enige gemeenschappelijke is, dat ze in de regel door geslachtsverkeer worden overgebracht. Daar dit meestal buitenechtelijk geslachtsverkeer is, bestaat uiteraard een grote neiging om deze ziekten geheim te houden.
Men noemt de geslachtsziekten dan ook wel „geheime ziekten”. Vooral voor deze ziekten is het beroepsgeheim van de arts voor de patiënt van groot belang, zodat hij zich vol vertrouwen tot hem kan wenden. Vaak durven de patiënten uit valse schaamte niet naar een dokter te gaan. Deze vrees is ongegrond, daar de taak van de dokter alleen is om zieken te helpen en niet om ze te veroordelen.
Bovendien is het mogelijk, dat een patiënt een geslachtsziekte buiten zijn schuld heeft verkregen. Het is van groot belang, dat de patiënten met geslachtsziekten zich vroegtijdig onder behandeling stellen, daar zij dan in korte tijd volledig kunnen genezen. Wacht men te lang, dan wordt de kans op genezing kleiner en duurt in ieder geval de behandeling langer. Voor Wereldoorlog II waren de geslachtsziekten in Nederland weinig frequent.
Tijdens de oorlog nam de frequentie zeer toe. Vooral het verbreken van het gezinsverband, de demoralisatie e.d., die inhaerent zijn aan elke oorlogstoestand bevorderden de verbreiding van geslachtsziekten. Deze factoren werken nog jaren na, zodat het aantal geslachtsziekten thans (begin 1950) in Nederland nog veel groter is dan voor de oorlog. Ook komen geslachtsziekten nu in alle lagen van de maatschappij voor, zowel in de stad als op het land, terwijl zij voor de oorlog vnl. in havensteden voorkwamen.
BESTRIJDING DER GESLACHTSZIEKTEN
Men onderscheidt directe en indirecte geslachtsziektenbestrijding. De directe bestrijding bepaalt zich tot de zieken, de indirecte tot de gezonden nl. om te voorkomen, dat men een geslachtsziekte krijgt. De directe bestrijding bestaat uit twee gedeelten, die wel met de volgende Engelse namen worden aangeduid : case finding en case holding. Onder case finding wordt verstaan het zo snel mogelijk vaststellen van de aandoening en zo snel mogelijk behandelen van de patiënt, waardoor deze tevens als infectiebron wordt uitgeschakeld. Voorts valt hieronder het opsporen en behandelen van de als infectiebronnen opgegeven personen.
Met case holding wordt bedoeld het onder behandeling en controle houden van de lijders aan geslachtsziekten. Voor deze vorm van directe geslachtsziektenbestrijding zijn zgn. adviesbureau’s opgericht, welker arbeidsterrein het gehele land bestrijkt. Zij zijn te vergelijken met consultatiebureau’s, zoals wij die voor andere ziekten (tuberculose) kennen. Aan zo’n adviesbureau zijn een dokter (huidarts) en een of meer sociale werksters verbonden.
Deze dienst, die op discrete wijze te werk gaat, draagt zorg voor een geregelde behandeling der zieken. Ook wordt getracht de patiënten, die vaak in moeilijke situaties verkeren, daadwerkelijk te helpen. Wat de financiële kant van de behandeling betreft, deze behoeft nooit een reden tot niet-behandelen te zijn. Er zijn nl. in de grote centra poliklinieken, waar de patiënten kosteloos worden behandeld en ook in de kleinere plaatsen kan, in overleg met het adviesbureau, een oplossing worden gevonden.
Tijdens de Duitse bezetting zijn er dwangbepalingen bij de geslachtsziektenbestrijding gekomen door de verordening van 5 Oct. 1940. Hoewel er aan een nieuwe wettelijke bepaling betreffende deze materie wordt gewerkt, heeft de Duitse verordening heden ten dage nog rechtskracht. Bij deze verordening worden onwilligen verplicht zich te laten onderzoeken; zo nodig kunnen zij met de sterke arm naar een ziekenhuis gebracht worden, waar zij moeten blijven tot zij geen gevaar voor besmetting meer opleveren. Patiënten, die zich aan de voorschriften van de dokter houden, hebben van deze verordening niets te vrezen.
Dit kan pas komen, wanneer zij zich aan de behandeling onttrekken. Naast de voordelen van het dwangsysteem staat het nadeel, dat het bestrijdingsapparaat impopulair wordt. Er is dan ook een streven om de dwang tot een minimum te beperken, zo niet geheel af te schaffen.
De indirecte geslachtsziektenbestrijding strekt zich over vele terreinen uit. Zij omvat alles, wat het wisselend buitenechtelijk geslachtsverkeer kan tegengaan (opvoeding, voorlichting, bestrijding der prostitutie, drankmisbruik e.d.).
In Nederland bestaat een vereniging, die zowel de directe als de indirecte geslachtsziektenbestrijding tot haar taak rekent, nl. de „Nederlandse Vereniging tot Bestrijding der Geslachtsziekten en voor Zedelijke Volksgezondheid”; zij geeft een blad uit, „Sexuele Hygiëne” genaamd.
PERSOONLIJKE PROPHYLAXE
Hieronder verstaat men maatregelen om tijdens en na de coïtus te trachten venerische besmetting te voorkomen (condoom, ontsmettende middelen). Hoewel men nooit geheel op deze middelen kan vertrouwen, kunnen zij, bij goede toepassing (het beste door artsen, verplegers) en indien niet te lang na de coïtus uitgevoerd, een belangrijke individuele beschutting geven. Uit de aard der zaak blijft de ethische kant van deze materie hier buiten beschouwing.
DR R. KOOIJ
Lit.: J. R. Prakken, Leerboek der Geslachtsziekten (1948).