Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Gerard Anton van HAMEL

betekenis & definitie

(1), eigenlijk Gerardus Antonius van Hamel, Nederlands rechtsgeleerde (Haarlem 17 Jan. 1842 - Amsterdam 1 Mrt 1917), tweelingbroeder van Anton Gerard (1), promoveerde in 1865 te Leiden in de rechten op een proefschrift De nietigheid van de verkoop van eens anders goed. In 1880 werd hij te Amsterdam benoemd tot hoogleraar in het strafrecht en de wijsbegeerte van het recht, welk ambt hij aanvaardde met een rede over De grenzen der heerschappij van het strafrecht. In 1909 voor de liberale partij gekozen tot lid van de Tweede Kamer, legde hij zijn hoogleraarsambt neer.

Hij was mede-oprichter van het Tijdschrift voor Strafrecht en gaf de stoot tot de oprichting van de Nederlandse Juristenvereniging, „Pro Juventute” en het „Psychiatrisch-Juridisch gezelschap”. Met Prins en von Liszt stichtte hij in 1888 de „Union internationale de droit pénal”. Van Hamel was een aanhanger van de moderne (positieve of criminologische) richting in de strafrechtswetenschap, die in het strafbaar feit niet zozeer ziet het crimineel, ergernisverwekkend onrecht, maar de aantasting van maatschappelijke belangen, en die in de straf niet ziet de vergelding van de in de daad tot uiting komende schuld (handhaving van de rechtsorde), maar de beveiliging van de maatschappij tegen gevaarlijke daders (handhaving van de maatschappelijke orde). Bij Van Hamel praevaleerde de theorie van de zgn. speciale preventie, gericht op verbetering, genezing, zo nodig onschadelijkmaking van de misdadiger. Hij wenste de begrippen ,,schuld”, „toerekenbaarheid” en „straf” te vervangen door die van „gevaarlijkheid” en „beveiligingsmaatregel”. Zijn invloed was groot in de beweging tot verbetering, vooral specialisering van het strafstelsel.

Zijn Inleiding tot de studie van het Nederlandsche strafrecht (1889; 4de druk bewerkt door J. V. van Dijck, 1927) is nog altijd een zeer gewaardeerd leerboek. Zijn verspreide geschriften zijn voor het grootste deel samengebracht in twee bundels Verspreide Opstellen, hem in 1912 ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag aangeboden.Lit.: B. G. J. Loder, In Memoriam, in Amsterdamse Studentenalmanak 1918; G. L. de Vries Feyens, Ter nagedachtenis van Prof. Mr G.

A. van H. bij het veertigjarig bestaan van Pro Juventute in Amsterdam, in: Tijdschrift voor Strafrecht 1936, blz. 131-143; Franz von Liszt, G. A. van H., Ein Nachruf,in: Zeitschrift für die gesamte Strafrechtswissenschaft XXXVIII, 1916-1917, blz. 553 569.

(2) Nederlands diplomaat (Amsterdam 27 Juli 1911 - concentratiekamp Natzweiler, Elzas, 19 Juli 1944), zoon van de volgende, studeerde rechten te Amsterdam en Parijs en promoveerde in 1937 te Amsterdam. Hij trad als attaché bij het gezantschap te Bern in diplomatieke dienst. In 1940 werd hij gezantschapssecretaris. Tijdens de Duitse inval vertoefde hij juist in Nederland. Als reserve 1ste luitenant nam hij deel aan de actie tegen valschermtroepen, die bij Wassenaar waren geland. Gedurende de bezetting sloot hij zich aan bij het ondergronds verzet, ter voortzetting van het werk van zijn broeder Lodewijk. In Aug. 1942 door de Duitsers gearresteerd, werd hij overgebracht naar het concentratiekamp Natzweiler, waar hij van uitputting overleed.

Bibl. : De intern, arbitrage van Ned. van 1813 tot heden. Diss. (1938).

< >