Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

George Leveson-Gower GRANVILLE

betekenis & definitie

graaf, Brits staatsman (Londen 11 Mei 1815-31 Mrt 1891), werd in 1836 lid van het Parlement en was van 1839-1841 in het Whig-ministerie-Melbourne onderstaatssecretaris bij Buitenlandse Zaken; in 1846 werd hij opperjagermeester, in 1848 vicepresident van de Board of trade. Het voorzitterschap in de commissie van de Wereldtentoonstelling van 1851 maakte zijn naam meer algemeen bekend; daarna was hij korte tijd (26 Dec. 1851 21 Febr. 1852) minister van Buitenlandse Zaken.

In het door Aberdeen gevormde coalitieministerie werd hij in 1853 voorzitter van de Privy Council, welk ambt hij ook onder Palmerston (tot diens dood in 1865) bleef bekleden. Na de zege van de Whigs en de vorming van het ministerie-Gladstone werd hij staatssecretaris voor Koloniën (1868). Daarenboven werd hem in plaats van Russell de leiding der beraadslagingen in het Hogerhuis opgedragen. Hij volgde lord Clarendon in Juni 1870 op als minister van Buitenlandse Zaken en voerde een vredelievende staatkunde, zodat Engeland in de oorlog van 1870 neutraal bleef.

Britse concessies (Alabama, Zwarte Zee-clausule, z Dardanellen) wekten nogal critiek. In het nieuwe kabinet-Gladstone (1880-1885)was hij weer minister van Buitenlandse Zaken. Ook ditmaal was zijn beleid, vooral in de Egyptische kwestie, vredelievend en daardoor voor velen te zwak, een der oorzaken van Gladstone’s nederlaag (1885). Toen Gladstone in 1886 opnieuw een kabinet samenstelde, werd Granville minister van Koloniën, als hoedanig hij een halfjaar later met het gehele ministerie aftrad.Lit: Lord E. Fitzmaurice, Life of Lord Granville (2 vol., 1905).

< >